7 ontwikkelingsfasen van de mensenziel / de mensheid. 1e deel.
De eerste drie fasen van bewustworden: Wat is liefde (maandag); Wat is wijsheid (dinsdag); Wat wil ik (woensdag).
Allereerst: De schepping is niet in 7 dagen gemaakt maar in 7 fasen, of te wel lange, zeer lange, ongekend lange perioden.
Genesis - het eerste boek van de bijbel - verhaalt niet zo zeer het ontstaan van de materiële schepping, maar van de ontwikkelingsweg die de ziel, de mensheid op aarde gaat. Sterker nog, in Genesis wordt de ontwikkeling van de gehele materie tot haar oplossing in geestelijk licht, beschreven. Dit laatste krijgt in dit artikel minder aandacht. Het gaat in dit artikel met name om de ontwikkeling die ieder mens doormaakt.
Deze ontwikkeling naar meer bewustwording, naar meer heelwording, naar leren wat zuiver liefde is, wordt beschreven in 7 perioden van bewustwording, de 7 dagen van de week waarin God de wereld maakt in zeven lange perioden van bewustworden op steeds hoger niveau van wat werkelijke liefde is. In talloze 'weken', cycles van werken en uitrusten ontwikkelt de mens zich naar - als het goed is - steeds meer inzicht in wat liefde is en hoe je deze liefde in praktijk brengt en wat er door deze liefde allemaal tot stand kan komen. De mensenziel vergeestelijkt steeds meer, waardoor hij zo min mogelijk lijden en problemen veroorzaakt. Het doel van die onvoorstelbaar lange gang door de materie is niet het leven in de materie zélf, maar juist om er lós van te komen en ooit weer deel uit te maken van een geestelijke schepping waarin alles, maar dan ook alles mogelijk is. Zolang een mens leeft in de materie is hij immers beperkt en onwetend hoe slim hij zich ook vindt en hoe goed hij vindt dat hij het voor elkaar heeft. Er is echter een hoger doel. Dat doel is een geestelijk bestaan in de zuivere liefde waar alles wat materie is, verlost is en er geen atoom materie meer bestaat en alles zich eindeloos scheppend verder ontwikkelt de eeuwigheid lang. Dan wel een scheppen in puur liefde, wat een ongekende vreugde geeft en al wat de mens in liefde wil.
Gods ‘wereld’ die Hij begint te scheppen is de verwezenlijkte LIEFDE in ieder persoonlijk mens.
Ik probeer deze ontwikkeling die geldt voor ieder mens persoonlijk, de mensheid, de wereld en de gehele schepping uit te leggen aan de hand van het beschrijven van de specifieke zaken die horen bij die bepaalde fasen. Ze zijn te lezen in het boek Genesis. In de boeken van Jakob Lorber wordt deze materie zeer uitgebreid uitgelegd.
Een ‘dag’ in de bijbel betekent een lange periode van bewustzijn en inzicht opdoen.
Zoals een dag licht heeft en daardoor dag genoemd wordt, is ook bewustzijn (licht) er pas, als er wijsheid is die het donkere gemoed – onwetendheid – verlicht. Onwetendheid wordt minder als inzicht groeit.
Dat licht (levengevende kennis) komt van de zon. Het licht, de zon moet er eerst zijn om het donkere licht te maken. Het donkere is onwetend, liefdeloos. Eigenlijk is dat hetzelfde. Als je de voordelen van liefde zou kennen (zou geloven) zou je die liefde gebruiken en laten groeien. Onwetendheid verdwijnt dan, want alleen liefde doet WETEN, DE WAARHEID KENNEN. God is perfecte liefde. God is de Zon die licht aan alles geeft. God zegt: ’er zij licht en er WAS licht’.
De zon: De zon geeft als enige licht opdat alles kan groeien. Zonder licht is er geen leven mogelijk. Licht is in wezen verdichte geest. In het licht is dus bepaald bewustzijn, bepaalde intelligentie in verschillende toonaarden (kleuren) aanwezig. Uit de bestanddelen van het licht komt leven voort. Geestelijk én materieel leven komt dus voort uit licht. Zonder dat licht komt niets tot leven. Dat houdt in dat licht de enige bron van leven is. Dat houdt in dat licht dus een - dé - levensvoorwaarde is. Lucht is een sterk samengaan, een verdichting van lichtdeeltjes. Daarom is ook lucht onontbeerlijk voor welke levensvorm dan ook.
Water is een nog sterker, duidelijker samengaan, een verdichting van licht. Daarom is ook water onontbeerlijk.
Die bron van het (geestelijk) licht die dat leven is, alle kennis, kracht heeft. Dat is Gods wezen. Onze materiële zon is een van de vele zonnen die het leven brengende licht uit God verspreidt volgens de orde die God is. Talloze kleine en megagrote zonnen vangen het licht van Gods centrum op en geven dat eeuwig door. Zij stralen dus onophoudelijk opdat al wat God wil gevormd wordt naar geest en lichaam (uiterlijke vorm). De inwendige geestelijke zon straalt overal en is perfect. Deze geestelijke zon – Gods hart – is perfecte dus eindeloze liefde die alles kan scheppen, alles bij elkaar voegt en houdt. zon is de enige echte complete waarheid. Het leven zelf wat dat leven allemaal in zich heeft.
Deze onuitputtelijke overal en altijd aanwezige lichtbron is God. Omdat deze bron de enige is en overal, kan het niet zo zijn dat er nog iets anders is dat leven geeft. Daarom is God, Zijn zuivere liefdeslicht eeuwig en onuitputtelijk. Of je dit nu wilt of niet, het is zo, dat het meest zuivere dus perfecte licht een onzichtbaar, onmeetbaar ongrijpbaar GEESTELIJK licht is. Daarom zegt God ook van Zijn wezen: ’Ik ben de Enige, overal en altijd, doorstraal alles, weet alles en vermag alles. Alles is uit Mij en alles is in Mij’.
Zonder licht is er geen leven. In het licht is alles wat er maar nodig is om het leven te vormen en in stand te houden.
Zolang er geen licht in donkerte komt, is er niets en kan niets leven (‘alles was woest en ledig’).
Er was totale chaos. Er was geen sprankje licht.
Daarom zegt God een keer - om alle ideeën die in Zichzelf leven, naar buiten te brengen - :
‘Er zij Licht en er was licht’.
Dat kan ook niet anders, want God is licht en dus IS er al licht. Alleen... God bedoelt met deze zin 'Er zij licht' dat Hij wil dat de mens ontdekt dat Liefde de basis is van licht en dat je moet leven bij dat licht. Anders gezegd is het het wezen van God, van licht dat de mens lief heeft. Zonder het geestelijk licht dat God is, is er geen leven. De mens zal moeten ontdekken dat liefde het wezen is van het leven, of tewel het leven zelf is. Dat God liefde, leven, licht tegelijk is. Dat met de wens 'er zij licht' al de liefde die God is, blijkt, zal duidelijk zijn. God wil, hoopt, heeft als doel dat de mens de kracht van de Liefde die zijn wezen is, ontdekt en gebruikt.
Dat licht is het begin van een materiële cyclus, waarin alle plannen van God onophoudelijk, eindeloos gestalte krijgen. God wil evenwel dat dat leven een goed, vrij leven is, zoals Hij is.
God is vrij, omdat Hij onbegrensd en de enige is. (waarom dit zo is, leg ik uit in het boek 'Antwoord op vele vragen', maar ook in het 4e boek 'orgaandonatie en - transplantatie geestelijk bezien' (verschijning eind dit jaar).
Daarom geeft Hij regels, adviezen mee. Hij kan niet anders zijn dan Hij is, dus is het Zijn Wezen dat Hij wil dat alles dezelfde vrijheid en volmaaktheid en oneindige groei ervaart. God kan niet anders dan Hij is zoals Hij is.. Daarom is er in ieder kleinst deeltje de drang te verbinden. Om de juiste verbindingen mogelijk te maken heeft God adviezen gegeven aan de mensheid opdat zij voorspoedig en gezond leven met zo min mogelijk lijden en thuis zullen komen in de volmaakte vrijheid die hen wacht (als ze willen). Dit is de verlossing van de Grote Scheppings Mens, thuiskomen van de verloren zoon bij de Vader, Godsrealisatie, bereiken van de hoogste hemel, eenheid met God.
Dat zijn de latere 10 geboden die de mens kan bevatten.
Het gaat erom zoveel mogelijk licht te brengen in het donker, of te wel, onwetendheid van wat liefde en waar is te laten groeien. Kortom, het donkere moet wijken voor het licht.
De chaos moet orde worden en volgens die orde weer zijn plek in God innemen zoals de Liefde die God is, dat wil.
Licht is nodig om alles te doen leven, zoals liefde de enige krachtbron is van alle planten, dieren, mensen op aarde waardoor alles tot stand komt en alles harmonieus verloopt.
Zonlicht is elektromagnetische kracht. Licht is, bestaat uit allemaal bewustzijn (licht)deeltjes die met elkaar op de juiste manier volgens Gods liefde en wijsheid samengevoegd een vorm te schept die levensvatbaar is, als die vorm een bepaald eenheid vormt. Al het daarvoor benodigde bewustzijn is dan voorhanden in die vorm, waardoor die vorm dat kan doen wat het doet al naar gelang dat bewustzijn in die vorm dat wil en is!!!! De (levens) vorm is dan zoals God dat wil. Anders was die vorm er niet! Mensen zouden die vorm niet kunnen scheppen. Ze kunnen alleen materiële zaken bij elkaar voegen tot vormen. Deze vormen zijn echter levenloos, beperkt en tijdelijk. De vormen die God schept zijn er om de mens te dienen om te leven en te leren kiezen. Ze leven dan als het goed is Gods plan en drukken uit wat de liefde en waarheid in die vorm is, dus wíl!
Ieder simpel (lager) eenvoudig samengesteld wezen of ieder (hoger) complex wezen of hoogste wezen (mens) is voorzien van alle bewustzijn uit God in die verhouding, soort en mate bewustzijn dat nodig is om een bepaalde speciale taak te hebben en een bepaald doel te kunnen bereiken. Lager bewustzijn kan nog niet denken en plannen maken. Het volgt ‘automatisch’ de basale wil zoals dit in dat deeltje of die deeltjes is. Hoger bewustzijn kan wal wat meer zelfstandig opereren. . Hoogst bewustzijn is vrij en kan van alles bedenken en bereiken, als de wil er maar is. Daarom heeft alleen een wezen met het hoogste bewustzijn een vrije wil. Deze vrije wil doet de mens thuiskomen in liefde of er ook van verwijderen als deze mens die liefde niet kiest!
Daarom is het evangelie er om de mens - het hoogste wezen - te helpen het in hem verzamelde bewustzijn om te vormen (op te schonen) naar zoveel mogelijk PERFECTE liefde, waarmee de mens gaat lijken op God. Daarom noemt God de mens, een kind van Hem die als doel heeft, te gaan lijken op de Vader, die niets anders is dan pure liefde, wijsheid, wil (Vader, Zoon, Heilige Geest).
Als liefde werkelijk wordt toepast zoals God dit IS en BEDOELT, - als doel heeft dus - zal er een vruchtbare wereld zijn en zal er afgerekend worden met welke onwetendheid, liefdeloosheid en donkerte in al zijn hoedanigheden.
Immers, waar liefde verschijnt is het liefdeloosheid die verdwijnt.
Daarom schept God in Genesis een wereld die vruchtbaar is.
In die wereld schept God de aarde.
De aarde is het hart van de mens dat in principe vruchtbaar is.
Er moet alleen licht over schijnen, zoals over ieder mensenhart inzicht moet komen in wat de bedoeling is van zijn bestaan, van het leven op zich. Zonder licht groeit er niets op aarde.
De mens zijn hart is dus vruchtbaar, maar er moet dan wél liefde in.
De basis van het hart is liefde, want het hart leeft.
Dat is Gods instraling die aan het hart de impuls gaf te leven.
Daarom leeft geen mens zonder God en niet toevallig.
Uit niets kan immers niets ontstaan.
Daarom moet God alles zijn, om alles te kunnen laten ontstaan.
Opdat de mens dit gaat begrijpen is de Bijbel geschreven. De geestelijke inhoud is van grootste belang, maar zijn we kwijtgeraakt.
We beginnen nu met de eerste zinnen van Genesis:
DE EERSTE DAG:
‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde’.
Genesis 1:
De hemel is het vermogen van de mens lief te hebben, het vermogen van de ziel om licht, liefde op te doen. De hemel is dus in aanleg in de ziel van de mens.
De hemel moet echter ontwikkeld worden door in liefde toe te nemen.
De aarde is het hart, waarin die liefde zetelt en als levensbron aanwezig is. Zoals het hart leven geeft, geeft God de mens het leven middels liefde die overal naartoe, doorheen vloeit en alles samenstelt en dus schept. De aarde is vruchtbaar, want de liefde IS ER. Alle bouwstenen zijn er, maar je moet ze wél zien, willen gebruiken en goed toepassen. Je schept dan uit liefde de goede dingen die je gezond houden en blij stemmen. Ze geven je (innerlijke) vrede!
Zonder die liefde, het leven dat God is, is er geen leven hoe, waar, wanneer dan ook, mogelijk.
zonder liefde wordt leven hoe dan ook, vroeg of laat een hel. Hel is een afwezigheid van liefde.
Genesis 1:2:
‘de aarde nu was woest en ledig. Duisternis lag op de vloed’. Anders gezegd: ego ligt op de loer en dreigt het levengevende water smerig te maken. Vies water kun je niet meer drinken. Je gaat er dood aan. Liefdeloosheid, egoïsme, hoogmoed, denken dat je eigen maat van liefde ‘wel genoeg zal zijn omdat het je beter uitkomt’, is vervuiling van het water (dat water is Gods ene liefdesleer, Zijn Woord, dat leven geeft).
'Gods Geest zweefde over de wateren’: Het hart (de aarde) is aanvankelijk leeg. Het hart, de mens die niet gecultiveerd is, niet opgevoed is met liefde en waarheid snapt niets van waarom hij leeft, waar hij vandaan komt en waar hij naar toe onderweg is. De grote hamvraag van ieder mens is vroeg of laat: waartoe is alles? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naar toe? De mens is in principe een geestelijke wezen met een omhulsel van materie: vlees en bloed.
De vloed is het water, Gods leer die leven geeft. In water, het levengevende brood, Gods Woord is dus de voeding van de mens. Het brengt hem tot leven. Het hart van de mens moet doordrongen zijn van Gods waarheid en kracht (dus van de liefde, het levende water). De vloed is er. Maar de mens moet éérst uit liefde en ontzag gaan begrijpen hoe, waarom, waartoe het leven is. De mens kan in deze eerste fase hoogstens God vermoeden, maar kan er niets mee… Het blijft allemaal zweven… Het woord ‘landt’ niet. Er komt niets tot stand als je geen liefde voor iets hebt opgevat. Het blijft bij denken, willen, maar… je hebt geen liefde genoeg om dat wat je denkt en wilt te DOEN.
Duisternis lag op de vloed: Er zijn allerlei gedachten, maar alles is nog chaos. Er is niets gestructureerd. De mensenziel denkt, wil van alles, maar, wat is goed of niet goed? Hij kent God nog niet. Hij denkt dat hij moet geloven, dat hij zus of zo moet geloven. Hij denkt dat hij vast zit aan dogma’s en regels en de wet moet houden omdat hij anders gestraft zal worden. Het is nog donker. Zijn gemoed is bang en beperkt. In deze fase is de mens baby. Hij moet zijn lichaam leren gebruiken door vallen en opstaan. Hij moet leren wie hij is en wat hij kan betekenen in het leven. Zolang de baby baby is, wordt er voor hem gezorgd. Hij is veilig en leert dat liefde er is. Hij hoeft alleen maarliefde te zijn, zoals een baby onvoorwaardelijk is! Hij hoeft nets te winnen, hij hoeft niets te presteren, kan niet veinzen, niet liegen. Hij is écht, zoals liefde echt en onvoorwaardelijk zichzelf is. Dat is het toonbeeld van God. Daarom houdt ieder van een prille onbedorven baby.
Toch moet en gaat deze baby groeien en verliest het zijn onschuld. Maar.. inwendig blijft de ziel in die groter groeiende mens dezelfde als die van de baby…
Genesis 1: 3 en 4:
‘En God zei: ‘er zij licht, en er was licht. God maakte een scheiding tussen licht en duisternis. Toen was het avond gewest en het was morgen geweest: de eerste dag’.
God maakte een begin door licht te maken. Dat was er al, maar Hij begon het te vormen naar onderdelen van Zijn beeld.
Dat licht is de kiem die in de mens weet dat hij uit licht gemaakt is en door licht kan leven en dat hij dat licht sterker kan maken door Gods wil te doen. We hebben het over de mens die uit liefde leeft en daarom een ‘lijntje heeft met God’. Het licht in hem verlicht alles wat er is waardoor deze mens ziet wat goed is, waarom hij zo is en hij doet er het juiste door, zoals een baby gewoon is zoals hij is. Er is nog geen enkele twijfel of nijd.
Het baby’tje is puur, eerlijk en veinst niet. Zo is de mens die leeft naar Gods wil…
De oorspronkelijke allereerste mens is een gééstelijk levende mens. Hij weet nog van God, kent Diens kracht en laat zich leiden door de liefde die God is. Deze mens vertrouwt God honderd procent. Hij ervaart God in zijn dromen, visioenen, hoort Zijn stem en ziet de geestelijke wereld. Deze mens heeft niet veel nodig, want hij put uit God en laat God zijn leven bepalen, waardoor zijn leven ordelijk, vruchtbaar en goed verloopt, al zal dit niet altijd zonder moeite zijn. Immers, ook deze mens heeft een doel op aarde en moet het doen met de materie die sterfelijk is en zijn lichaam belast, vervormt en doet verouderen. Het aards lichamelijke leven is tijdelijk, totdat de ziel van de mens God heeft gerealiseerd. God is dus in deze fase - net als bij een baby het geval is - nog vanzelfsprekendheid in dit mensenleven. De mens eert dat leven dan als hoogste, zoekt die bron en heeft ook contact met die bron via zijn hart, omdat God nog niet teveel verschilt van de liefde die de mens heeft. Zodra de mens zijn puurheid verliest en baby af is, wordt het sappelen..
Na het beschrijven van een scheppingsdag eindigt een vers met: ’en na de eerste dag, volgde de ochtend. Het werd morgen’. Er wordt hier bedoeld: na een eerste vanzelfsprekendheid dat zuiver liefde het leven is en in de mens werkzaam is en ook moet zijn, leef je vanuit dit begrip en maak je dat licht sterk. Je straalt dus licht (liefde) uit en deelt van dat licht en verlicht zodoende mensen, maar ook de natuur om je heen.
Met dat licht verdwijnt dus onwetendheid en onbegrip (donkerte) en ga je alles helderder zien, word je steeds wijzer en kun je leren omgaan met de vervolgstap.
Eerst pas ná het opdoen van inzicht (dag) wordt het licht (er gaat je een licht op) en wordt het ochtend (het werd morgen). Dat is een pril begin van een nieuwe dag (nieuwe fase) met meer licht (meer inzicht).
DE TWEEDE DAG
Genesis 1:8:
God zeide: ‘dat er een uitspansel in het midden van de wateren zij. Dit make een scheiding tussen wateren en wateren. Hij scheidde de wateren onder en boven het uitspansel. God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag.
Op de tweede dag, de tweede fase gaat de mens nadenken en onderzoeken.
Hij leert zodoende het verschil tussen wat waar en goed en onwaar en niet goed is.
Dat doet hij door kennis te verzamelen. Het vanzelfsprekende is er nog, maar er worden ándere nog onbekende zaken ervaren en geleerd. Het kind moet dus leren ervaren at er méér is. Maar… wat is wijsheid? Wat is goed of niet goed? Wijsheid verzamelen is dus het thema in deze tweede fase van ontwikkeling van de ziel.
Zo is ook bij het jonge kind het tijd dat hij meer van moeder af groeit. Hij leert dingen van de buitenwereld, vriendjes en van school. Zijn wereld wordt groter. Hij moet leren kiezen tussen wat waar en goed (dus liefdevol) is en wat leidt tot onwaarheid, foute acties (liefdeloosheid).
Dat gaat lukken als een kind eerst maar wel heeft geleerd in zijn baby tijd (1e fase van ontwikkeling) dat er vanzelfsprekend liefde was en is en dat zijn ouders er altijd door dik en dun voor hem zijn, hem vergeven, steunen en onvoorwaardelijk liefhebben. Zo leert een kind al dat als zijn ouders er al voor hem zijn en van hem houden, God nog veel meer van hem zal houden, álles kan en álles weet. Het kind doet in een veilige omgeving zelfvertrouwen op en leert dus te vertrouwen in het ZELF dat in hem is. God bepaalt dan richting via het kind zijn hart, biedt veiligheid tegen wat zwak maakt en bedreigt en geeft oplossingen en mogelijkheden. God is er altijd al, want het kind leert in het eigen hart alles te vinden wat het nodig heeft, al doet het leven pijn of raakt het van alles kwijt. Een kind leert zodoende dat het met vertrouwen en nádoen van de liefde die God vraagt, problemen te overwinnen en ontwikkelt een sterk karakter omdat het leert lief te hebben.
Het kind leert dan verschil tussen liefde en niet-liefde en leert een basis te leggen voor het juist kiezen en ontwikkelen van wat het later gaat willen.
In deze tweede fase moet een kind juist eerst leren wat het goede is, waarom ook een kind niet kan en mag worden overgelaten aan zijn eigen wil of die van de buitenwereld. Het kind is immers dan zwak en kan nooit een sterke ziel ontwikkelen omdat hij geen goed beeld heeft ontwikkeld van wie ‘de Vader’, wat de échte liefde is. Hij zal dan zijn eigen gevolgtrekkingen gaan maken en zijn eigen wil gaan zien als goed en deze gaan doordrijven, wat de basis is voor chaos en egoïsme.
In deze tweede fase scheidt God wateren van wateren. Die wateren zijn de verschillende gedachten, meningen, wensen, drang en voorkeuren die mensen hebben over wat waar en goed is. Je zult een referentiekader moeten hebben, wil je weten wat dan goed of waar is en wat niet. Dat kader biedt, IS God. Hij heeft alles in het hart van de mens gegeven. Waar dat er niet is, geeft Hij dat als de mens dat zoekt. De mens moet dat leren zoeken, zoals een kind ook bij zijn ouders terecht kan met al zijn vragen en ouders hem de bescherming, leiding geven die het kind nodig heeft. De ouders geven het kader, zoals ook God het kader aan de mensheid geeft. Ook de natuur heeft een kader waarbinnen alles gezond met en naast en door elkaar kan leven. De mens, het kind kan pas op zoek gaan als alles niet meer zo voorspoedig gaat en hij gebrek gaat ervaren. Dat gebrek komt vanzelf bij het ontdekken van de eigen wil en het andere dat vaak mooier lijkt dan wat het kind leerde en had. Waar een baby nog geen gebrek heeft omdat ieder van dat baby’tje houdt, het leuk is en ieder een baby’tje wil koesteren en beschermen, is dat bij het jonge kind niet meer vanzelfsprekend. Het gaat immers een eigen wil ontdekken en zijn eigen weg willen doen. Dat maakt soms minder geliefd en maakt opvoeden lastig.
De volwassen mens maar ook het kind gaat dingen leren die anders zijn dan God voor die mens had bedoeld en had gewild. De mens is een vrij wezen, dus hij MOET deze vrije wil goed leren gebruiken. Daarom heeft God middels Zijn Woord (in het hart van de mens) en in latere instantie via andere mensen, engelen en geïnspireerde boeken, een leidraad gegeven. Waar de mens deze adviezen volgt, zal hij wijs worden. Hij zal dan geluk en vrede ervaren. Dat is de hemel.
Het uitspansel noemt God daarom hemel.
Hemel is de staat van bewustzijn (ontwikkeling) waarin de mens liefheeft en zijn eigen wil heeft leren opofferen aan de dienstbare liefde. Dat maakt anderen maar ook hemzelf gelukkig en sterk. Het is DE basis van een goede vruchtbare samenleving (de aarde die groen is, maar moet verzorgd worden door de mens).
De scheiding die God zelf aanbrengt is Zijn Woord (uitleg wie God is, wat het doel is van de mens, kortom antwoord op alle levensvragen en de nodige leefregels daartoe) dat de mens in vrede en welvaart houdt en brengt. God brengt dus scheiding aan tussen wat niet goed en goed is, ziekmakend of heelmakend, chaos of orde brengt.
Dat referentiekader is zeer belangrijk, want waar dit ontbreekt, gaat het kind, de mens, de ziel, de mensheid, de schepping zelf zijn eigen gang omdat hij dat zo wil. Hij komt dan vanuit vrede in onvrede, van kennis in schijnkennis, van gezondheid naar ziekte, van gelijkheid naar ongelijkheid, van vrijheid naar controle, van leven naar dood. Immers, waar een mens niet de wijsheid en liefde kent van hoe het er in de wereld aan toe gaat, zal hij die orde bevechten omdat hij denkt dat hij het zelf moet regelen en het beter weet. Hij neemt dan God niet mee in zijn beleid. Mensen gaan dan méér willen worden dan God, omdat ze denken dat Hij liefdeloos en dom is of zelfs niet bestaat. Daarom gaan mensen prat op hun eigen kennis en verliezen ze de waarheid, de kennis van God in het eigen hart (de hemel). Ze moeten het dan van uiterlijke, materiële dingen hebben die echter weer tijdelijk en beperkt zijn, dus nooit vrede, voldoening en vrijheid geven.
God moet dat kader zijn, omdat er geen ander iets is, dat het leven geeft en is.
Daarom kan er alleen maar leven zijn waar licht en kennis uit God is.
Het thema van deze fase van ontwikkeling in ieder mens is het zoeken naar wijsheid.
God legt de kiem van vragen stellen, van het willen weten waar het leven vandaan moet komen en hoe hij dit het beste kan doen, in ieder mens. Er groeit dan vanzelf als de mens gehoor geeft aan de drang tot ontwikkeling, ‘op de tweede dag‘ kénnis die zich op haar beurt weer ontwikkelt door het doen van de daden uit die goede kennis. Waar dit anders verloopt omdat mensen hun eigen hersenverstand zien als waar, goed en alwetend, vervalt de mens in schijnwaarheiden.
De maatschappij die daarop gebouwd is, is gedoemd ellende te brengen omdat immers die ‘kennis’ nooit leidt tot liefde en vrijheid, al lijkt dit wel in eerste instantie of omdat ‘men het zegt’! De afzondering van God wordt immers dan steeds groter en de mens raakt dan het referentiekader dat God had geboden steeds meer kwijt, omdat dat wordt ondergesneeuwd door ideeën, meningen die van mensen zelf afkomstig zijn, dus zeer gebrekkig zijn en gekleurd zijn door hun eigen soms negatieve liefdeloze ervaringen en eigen verkeerde doorgedramde wil.
Een ‘dag’ in de Bijbel staat voor de mate van bewustzijn, kennis opdoen van wie, wat, waar God is.
Het is dus van belang dat mensen via de natuurwetenschappen ontdekken en leren. Immers, waar je leert via de natuur hoe de schepping in elkaar steekt, leer je te weten hoe ‘God werkt’ en zul je Hem meer eren en goed kunnen ‘gebruiken’ in je eigen leven.
‘God Eren’ betekent: De liefde en wijsheid in God herkennen en deze sterk maken in je eigen leven door die orde die God is, te volgen. Je drukt dan dus God uit middels jouw eigen talenten, karakter, zo zijn, je mogelijkheden en drijfveren. Je drukt God zo goed en zuiver mogelijk uit als je God, de liefde wilt dienen. Wil je dat niet, zal het logisch zijn dat je God niet dient! Het blijft dan donker.
DE DERDE DAG
Genesis 1: 8-13:
En God zeide: ‘dat de wateren onder de hemel op één plaats samenvloeien en het droge tevoorschijn komen. En God noemde het droge aarde en het samengevloeide noemde Hij zeeën’. God zeide: ‘dat de aarde jong groen voortbrenge, zaadgevend gewas ,vruchtbomen, welke zaad bevatten op de aarde….. en God zag dat het goed was. Toen het avond geweest was en het was morgen geweest: de derde dag.’
De aarde - het menselijk hart - gaat door het verzameld hebben van de juiste kennis, het juiste doen. Het jonge groen zijn de juiste, dus goede prille daden uit liefde die een mens voortbrengt.
Ze geven zelfs zaad en vruchten. Dus, die goede daden leven voort en ze geven voeding. Namelijk het goede doet de mens goed voelen, tevreden en gelukkig zijn. Zijn plannen en daden ( ook vruchten en zaad) zijn immers goed dus levenskrachtig. De mens, de puber (3e fase van menszijn) ontvangt de voeding in de vorm van liefde, voldoening, helpen en geholpen worden. Goede daden doen en ontvangen is wat hem sterk maakt en .. zichzelf.
Hij heeft liefde geleerd in de babytijd. Hij heeft verstandelijke kennis geleerd in zijn jeugd. In de puberteit kan hij nu de juiste keuzes maken in wat hij zelf nu gaat willen. Een lastige tijd, want je weet niet altijd wat je wilt, je moet nog groeien in weten en ervaren wat wel of niet zo goed is. Kortom; je bent wisselvallig. Je weet wat goed is, maar wil dat net altijd meer. De buitenwereld roept. Je wilt je horizon verbreden, kijkt reikhalzend uit naar dat andere, dat voor jou nieuwe dat ook spannend is of leuk lijkt. Wat wil je nu eigenlijk? De mens, de maatschappij die goed opgevoed is in het Woord van God, kent geen verdeeldheid en onvrede en honger of angst. Alles is goed. Maar… waar de mens zijn eigen wil doet en Gods Woord en dus goede raad in de wind slaat of niet kent, zijn de vruchten wrang en ontkiemen de zaden slecht. Anders gezegd: de daden zijn niet meer uit liefde (1e dag) en wijsheid (2e dag) maar uit eigen wil (3e dag). Een dwarse puber die vaak verkeerde zaken kiest. Daarom wordt de orde in en om hem vaak tot chaos. Hij volgt teveel de eisen van zijn verstand, de buitenwereld, zijn lichaam en klatergoud.. Gods orde komt vaak op de achtergrond.
In deze fase van bewustwording dient de mens niet zijn eigen egoïstische beperkende, verdelende, veroordelende, kapotmakende, dus liefdeloze wil te gebruiken, maar moet hij Gods wil hebben leren kennen en deze willen doen. Natuurlijk kan ook chaos juist door het ontwikkelen van de eigen goede wil verleden tijd worden. De puber maakt zich dan los van bijvoorbeeld een trieste jeugd en gaat dan nu wél de weg van de liefde, waardoor hij zich ontworstelt aan zijn beperkt milieu. Misschien is zijn moeilijke begin wel nodig geweest om orde te vinden uit de chaos!
Elke keer zegt God nadat Hij iets heeft geschapen: ’en Hij zag dat het goed was’. Dan volgt de herhaling van wat God heeft gedaan.
Dit is een bevestiging, een zeker beschouwen, waarin duidelijk wordt dat God werkelijk niet anders kan dan zijn zoals Hij is en dus niet kan afwijken van Zijn eigen wezen, zijn eigen orde. Er valt ook niets bij te stellen, want God ziet dat het goed is, omdat hij Perfect, de enige, de Alomtegenwoordige, de Alfa en de Omega is.
God weet alleen wel dat de mens die gesteld is over de hele schepping als heerser, alles kapot kan maken als ze Gods wetten en adviezen loslaten. God ziet dat met lede ogen aan. Maar… God is vrijheid. Daarom kán het niet anders, dan dat de mens door gebruik van zijn eigen VRIJE wil de heelheid weer moet zien te bereiken, eigen moet zien te maken en dus grote builen kan vallen. Hij is doorgaans de orde die God is (in zichzelf de medemens en in de gehele schepping) verloren, maar moet en zal er weer in terug, omdat het wezen van de liefde nu eenmaal is, dat niets maar dan ook niets uit die liefde er niet bij hoort, dus verloren zou gaan!
De mens schept chaos. God niet!
In de 7 fasen zijn alle 7 aspecten van God te zien in de 7 lichtkleuren (rood, oranje, geel, groen, blauw, paars, violet), 7 muzieknoten, 7 chakra’s, 7 dagen van de week, 7 scheppingsperioden van onze aarde enzovoort. Alles komt dus met elkaar overeen. Alle aspecten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, gaan vooraf aan, volgen op, maken alles compleet. Zoals alle kleuren het witte zuivere licht vormen en geen enkele kleur kan ontbreken omdat anders dat licht dat witte licht niet zou zijn!
Zo kan geen mens een aspect, fase overslaan of niet willen. Hij komt anders nooit terug in de heelheid van het witte licht. Hem ontbreekt immers bepaalde nuance of aspecten of zelfs bijna een hele kleur. Geen mens is perfect. Daarom lijdt ieder mens. Toch, zodra hij inziet en doet wat Gods wil is, wordt hij pas compleet. Hij mist dus tot dán ‘kleur’ (bepaald bewustzijn) en kan dan niet zijn wie hij door God bedoeld is te zijn. Hij lijdt dan dus overeenkomstig de mate dat er een kleur (aspect van liefde) ontbreekt.
In alle fasen zie je de uitleg zoals deze beschreven is in deze korte verhandelingen terugkomen. Zoals het in het ongezien kleine geestelijke feit is, is dit ook in alle geval in alle aspecten van het materiële leven.
Als je eenmaal begrijpt hoe dit alles zich vormt en uit, weet je ook wat er dus goed of niet goed is. Inzicht in deze grote dingen helpt dus - zo de mens wil - heelheid en vrede te bereiken. Hij kan erdoor al zijn wetten, beleid, plannen en gebruik ervan ten goede benutten.
Als het doel is om zo zuiver mogelijk lief te hebben weg is uit de samenleving, dan krijgen we steeds meer huizenhoge problematiek.
We hébben wel liefde, we wíllen wel liefde, maar weten niet meer wat wezenlijke liefde is. En… al weten we dat, dan moeten we dat nog zien te DOEN te midden van ieder die weer wat anders wil, denkt en vindt!
Zolang we God boycotten en onze eigen ideeën en ‘waarheden’ van bijvoorbeeld de wetenschap, de overheid loskoppelen van God, zullen we nooit vrede, gelijkheid, welvaart en gezondheid ervaren.
Daarom zegt God ook: ‘eer Mij als hoogste en niemand anders’. Ook de politiek moet dus niet de meeste eer krijgen. Ook niet de mens met het meeste geld. Ook de mensen met allerlei economische en machtsbelangen, ook niet de groep die het hardste schreeuwt of dwingt, want deze dingen hebben niets met Liefde in haar zuiverste vorm te maken. De politicus, de uitvinder, de leider, de zorggever, de zorgnemer, de genezer, de wetenschapper, de handelsman, de kunstenaar, de ambachtsman, kortom ieder mens die zijn werk en streven opdraagt aan God - de hoogste liefde - zal een zeer wijs en goed mens zijn.
De mens die vindt dat hij buiten God om kan en het beter weet, moet oppassen. Hij veroorzaakt discriminatie, liefdeloosheid, moeten, verdrukking, dwang, ongelijkheid, chaos, enzovoorts.
De weg terug is een weg naar God.
Niet via een moeten, schreeuwen, dwang, onderdrukking, recht van de sterkste, grootste, rijkste. God zegt: ‘Ik ben in het kleine, in het zachte, in de dienstbaarheid. Ik kom niet in de storm, niet in de wind. Je kunt Mij vinden – als dit je ernst is – in de stilte van je eigen hart’.
Niet alle strijd op aarde is te vermijden. Wel het grootste droevigste deel ervan, omdat
het meeste ervan niet nodig geweest zou zijn als we God maar beter hadden gekend, erkend, begrepen en… hadden gebruikt in ons leven!
De mensheid van nu is aanbeland op de bijna zesde dag!
Gera Hoogendoorn-Verhoef
In Deel 2 zullen de 4, 5, 6 en 7e dag in het kort beschreven worden.