De Ark, de Tempel waar God woont… Waar is deze te vinden?

... in Gods woord, in je hart...

In de periode dat het volk Israël bevrijd was uit Egypte en het tijdperk van hun slavernij dus verleden tijd was, brak er vóór dat het volk het nieuwe land ‘van melk en honing’ bereikte een lastige tijd aan. Het volk verbleef jarenlang in de woestijn, leed allerlei ontberingen, twijfelde aan Gods leiding. God had gezegd een ark te bouwen en deze te bewaren in hun midden in een tent, de tabernakel. In de ark zouden de stenen tafelen met Gods woord erop geschreven, bewaard worden. De ark moest bewaard in de tabernakel. De bedoeling was dat het volk in deze tent diensten zou houden ter ere van God en daar de offers zou brengen. God gaf via Mozes allerlei voorschriften, afmetingen en leefregels voor de priesters die de tent moesten verzorgen en het volk die niet bij de ark mochten komen. Het volk moest zich eraan houden, want anders zou er onheil en tegenspoed volgen voor het volk.
Er zijn mensen die denken dat in een bepaalde plaats van de wereld een bepaalde tempel staat die bezocht moet worden om God welgevallig te zijn. Er zijn mensen die zeggen dat God woont in een bepaalde of ‘de kerk’ in het algemeen en dat je bepaalde rituelen moet houden om gereinigd te worden om zodoende de hemel in te kunnen komen, de woonplaats bij God. Veel mensen denken dat je geliefde bezittingen moet offeren of jezelf zelfs moet straffen als offer voor God. Maar hoe kan het dan dat al die mensen menen dat die ene kerk of die ene tempel of die ene groep of juist díe bepaalde rituelen of offers die men brengt de meest beste weg tot God is? En hoe is het te rijmen dat God zegt dat Hij overal is, en ‘met ieder die met Hem wandelt’, terwijl veel mensen nooit naar die tempel geweest zijn zullen gaan, niet kunnen gaan of ook niet bij een kerkgenootschap horen en geen rituelen houden of geen materiële offers brengen?
Nee, de ark, de tempel van God is ieder persoonlijk mens zijn HART.
Veel is er niet begrepen rond de Ark, de Tent, de Tabernakel. Waren die afmetingen, situering, leef- en offervoorschriften nu zo van ontzettend groot belang? Was God dan een God die nijdig zou worden en zou straffen als men zich niet hield aan het ‘Hem de meeste eer geven’, alsof God een kleinzielig jaloers god zou zijn?
We gaan een en ander eens nader bekijken (leest in de Bijbel voor de leefregels, tiengeboden, de ark, enzovoort Exodus 20-30, Leviticus, Deuteronomium )

In die eerste tijd keerden de mensen zich ondanks allerlei goede raad en leefregels van profeten en eerder via engelen, van God af. Soms ging het in tijden beter, soms leek het nergens naar.
De alleréérste mens stond nog open met zijn gevoeligere ziel voor de geestelijke wereld en had per direct, onbemiddeld contact met God en Zijn geesten-, (engelen)wereld. De Tien geboden - wetten – waren later door God gegeven omdat Hij orde moest brengen in de chaos die was ontstaan. De mens zag God als een toornig God die je moest vrezen. Liefde tot God was er nog niet. Daarom waren er ook leefregels die men echter al snel ging zien als een op straffe van hel en verdoemenis te houden wét. Toen de mensheid, zich ontwikkelde en rijper werd en meer zelfstandig kon gaan denken, was volgens God de tijd rijp om in de mens Jezus Christus geboren te worden die liet zien dat er een betere weg is die de wet ophief. Het was DE LIEFDE die ‘alleen maar’ gehouden zou hoeven te worden.
De twee hoofdgeboden – God lief te hebben in de vorm van Hem bovenaan je doelen zetten en je medemens daaruit en jezelf zien als een kind van God die God altijd zou blijven liefhebben, vergeven en helpen - zouden voorwaarden zijn voor een gezonde maatschappij. Jezus hief dus de oude wet op. In het doen van Liefde zoals Jezus dit onderwees en voorleefde, is immers alles wat nodig is om een leefbare wereld te scheppen en gezondheid te waarborgen. Niets anders was nodig… Wie liefheeft en God ‘alle eer geeft’ (bovenaan zijn lijstje zet om het leven door te kunnen komen) en zijn medemens vrijlaat en respecteert en niet veroordeelt, houdt vanzelf de wet en wil vanzelf niet het kwaad!
De Tien Geboden zijn de kern, de basis van Gods wezen en boodschap (Gods Woord). Zou ieder mens leven volgens deze principes, waarden en normen, dan zou er geen strijd zijn, zou ieder vrij zijn, werd ieder gerespecteerd om zijn eigenheid, zouden zwakken beschermd, zouden de sterken het voor de zwakken kunnen opnemen, had ieder werk te doen, kon ieder zijn talent benut te dienste van de medemens en zou er een evenwichtige maatschappij ontstaan waarin ieder ruimte had om te zijn zoals hij bedoeld was te zijn. Er zou geen honger zijn en bezit, goederen, land zouden zo verdeeld zijn zoals men dit nodig had. Grenzen waren duidelijk, God werd geraadpleegd en niets zou worden ondernomen zonder eerst God te raadplegen via de priesters. Ziekten zouden er niet zijn, dan alleen dáár waar Gods regels niet waren gevolgd en men dus tegen Zijn advies inging. Generaties na generaties zouden verzorgd worden, maar ook hinder ondervinden van in eerdere generaties gedane liefdeloosheid en dus afwijken van Gods adviezen. Gods woord was de basis van welke sociaal, medisch, technisch, rechterlijk beleid en functioneren dan ook. Zo gold dat en geldt dat nog steeds.

God beloofde het volk dat Hij altijd bij hen zou zijn en hen zou adviseren in welk aspect van het leven ook, waar een mens Hem er maar om vroeg. De mens zou altijd zelf de verantwoording hebben om zelf God te willen dienen of niet… Zou de mens zelf er niet uitkomen, dan zou de priester of andere aangestelde mensen die door overerving en leefstijl geschikt waren en dus de skills hadden om Gods woord te begrijpen en op te vangen, kunnen adviseren en helpen in welke omstandigheid dan ook.

De Ark was de gouden kist waarin de Tien geboden bewaard moesten worden.
De Ark staat voor het persoonlijke hart dat in principe van goud is (de enige waarheid) en helemaal precies zoals dat voor die persoon zo moet zijn. De maten en voorschriften rond het uiterlijk van de Ark staan voor het in precies de goede maat aanwezig zijn van wat de eigenschappen die mens nodig heeft zoals God dit wil. De Ark moest altijd worden meegenomen op reis door de woestijn. De woestijn staat voor het aardse leven waar vaak gebrek is aan licht (inzicht, voeding, levende water) en men (dan) men geen weet heeft van Gods bestaan of nabijheid. Men verkeert dan dus in duisternis (onbegrip, hulpeloosheid, machteloosheid) en heeft honger en dorst (naar waarheid en kracht).
Zoals het hart de mens aanstuurt en in staat stelt te leven, is ook het woord van God dat in de Ark bewaard (in je hart wordt verzorgd) wordt het baken, de levensimpuls, kennisbron en motor.
De mens die Gods woord in zich op neemt en dit zoveel mogelijk in praktijk brengt, heeft een gouden hart. Goud staat voor hoogste waarheid en liefde die niet slijten, veranderen. Dat woord is de enige voeding voor de ziel. De mens die dus luistert naar de Ark, volgt Gods woord en komt niets tekort. Gods woord blijft altijd gelden en blijft altijd van toepassing en verandert niet en nooit. Zoals een mens uniek is en precies is zoals God hem heeft samengesteld, blijft deze en moet hij ook blijven, zodat hij zijn deel kan bijdragen aan de wereld waarin hij leeft, allemaal met als doel vrede, welzijn, vrijheid en waarheid, dus hoogst mogelijke leefbaarheid te waarborgen en het kwaad dus te overwinnen. Waar een mens begint Gods woord in zichzelf of de ander te negeren, belachelijk te maken of te verdraaien, is er een begin gemaakt met allerlei soorten ellende, strijd, twijfel en verzwakking, waardoor surrogaten zullen worden gezocht. Het meer materieel worden en steunen op materiële oplossingen en ‘troostmiddelen’, zorgen er echter voor dat God - de Liefde – op tweede plaats komt, waardoor het materiële meer en meer van belang gaat worden en Gods waarheid en werking op de achtergrond gaan verdwijnen.

De tent (tabernakel) is de plaats waarin de ark wordt bewaard. De tent is de plaats de verblijfplaats van Gods woord. Waar mensen samenkomen rond dit Woord, is er een dienstbare samenwerking met neuzen dezelfde kant op. Immers, ieder die Gods woord hoort, begrijpt en dit uitvoert doet vanzelf het goede, waardoor er niemand iets verkeerds doet, dus alles goed gaat en er geen strijd en verdeeldheid groeit! Tent staat voor bescherming. Als je in de nacht gaat slapen (je verstand is even weg of je ziet het niet zitten in een moeilijke fase), dan verkeer je in het donker en heb je bescherming nodig. Dat is de Tent. De tent geeft bescherming aan je lichaam, je spullen zeker voor als er gespuis, gevaar dreigt in de nacht. De Nacht is er wanneer je je iets niet bewust bent, je je hart niet raadpleegt en dus geen licht hebt om de juiste stappen te zetten. Je blijft dan in het donker en… verdwaalt of struikelt ( kiest een voor jou verkeerde weg).
Een tent is voor een nomade (een door het land trekkend volk dat geen vaste verblijfplaats heeft), dient tot bescherming en als woning. Een woning is een verblijfplaats. Zodra je maar de ark in je midden hebt (je bent in balans en in rust) en op zondag – de vrije dag dat je geen werk doet en niet hoeft te reizen; kortom uitrust – is het goed vertoeven. Je kunt rusten na een week hard werken en in jezelf kijken wat er nog te doen, te wensen, bij te stellen valt. Kortom, door een stukje rust, inkeer – wat alleen lukt als je niet in beslag genomen wordt door werk, materiële wensen en zorgen – zul je weer moed en inzicht krijgen om de nieuwe week (nieuwe fase waarin je leeft en je plannen ontwikkelt) aan te kunnen. Zondag is dus een keerpunt, dag (moment) van inzicht om je ziel bij elkaar te rapen en te ontdoen van onzuiverheden (ego, haat, boosheid, ontevredenheid, jaloezie, angst enz.). God schonk ieder mens de vrije dag. Een broodnodig moment van inkeer te midden van alle drukte en zorg. als je in de week goed werkt en doorzet, kun je genieten van de vrije dag..en elkaar tot steun en plezier zijn.
De offerplaats is de plek in, bij de tempel, de tent van samenkomst waarin je met mensen die je goed kennen en je ná staan, ontdekken en bespreken wat er beter kan en aandacht nodig heeft. Immers, je bent met hen verbonden via God. Ze willen - als het goed is - het zelfde als jij, kennen Gods regels net zo goed als jij en kunnen je dan ook bijstaan in je zoektocht of zorg of angsten. Mensen die van je houden, zullen je eerlijk advies geven en steunen in wat voor jou de bedoeling is en je respecteren maar ook bekritiseren of te wel feedback geven die je nodig hebt. Ze zullen je waarschuwen, maar altijd vrijlaten en helpen of goedmaken waar zij kunnen, zoals ook God je nooit in de steek laat, al heb je een enorme grote liefdeloosheid begaan en ben je dat van plan uit onwetendheid. Zoals God eindeloos om je geeft en je niet laat vallen, is het ook de bedoeling dat je medemens er ook voor je is, al denk, doe je heel anders dan hij vindt dat oké is.
Op de offerplaats lever je in van je bezit. Dat kan iets materieels zijn, maar ook kun je een talent, een gave, een mooie karaktertrek ‘offeren’. Je offert dan iets op van jezelf op aan de maatschappij, samenleving, waardoor je iets wezenlijks toevoegt, al is dit maar klein en soms zelfs ongezien of niet gewaardeerd. Je bent dienstbaar aan elkaar.
Je hebt het nodig om na hard werk (zorgen, verdriet, moeite) bij te tanken. Dat doe je door stil te zijn en je hart te raadplegen met de vraag of je Gods stem mag horen. God heeft beloofd dat ieder mens Zijn stem zal kunnen horen, als deze mens dit maar gelooft, wil en er de tijd voor neemt! Gods stem horen gaat niet vanzelf. Als je op het punt staat een misdaad te begaan, een scherp woord te zeggen, ‘hoor (voel) je altijd wel een stem die in jezelf zegt: ’dat dit waarschijnlijk niet moet, of dat iets op een andere wijze beter kan worden aangepakt of bezien. Als je deze stem negeert, moet je niet zeggen dat God er niet was, maar ben je er zelf schuldig aan dat je niet hebt geluisterd naar de stem van je geweten waar God altijd in spreekt. De Priester is Gods stem in je hart die je waarschuwt, probeert te attenderen, probeert raad te geven, te troosten, te bemoedigen en het nodige voor jou in begrijpelijke taal uitlegt. Maar…. zelf ben je het die zegt dat je niet weet of God dit is, of dit je eigen geweten of wens is en negeer je de stem maar!
Toch IS het juist jouw eigen wens dat het goed met je gaat, van waaruit je Gods stem hoort, omdat Gód het is die wil dat het goed met je gaat.
Het is je eigen raad, die God in je is, die je hoort, omdat God verweven is met je eigen wil dat je het goede doet. Tenminste…. als jij God bovenaan zet in je leven.
Daarom is het ook zaak dat je God kent en Hem wil grootmaken in jezelf. Zodoende kun je dus verzekerd zijn van vraagbaak, richtlijn en reddingslijn. Als je God niet bovenaan zet, hoe weet je dan wie, wat het is jou is die iets zegt, iets wil, iets adviseert? Is dat dan niet je ego, of mogelijk de stem, het belang van de buitenwereld of een binnengeglipte dwalende geest?
Waar je ook nog eens liefdeloosheid zoekt en wilt, dan is het echt uitkijken geblazen, want dan is er geen priester in de naam van God die jou helpt maar een neppriester in de vorm van je EIGEN WIJSHEID, angst, ongeloof die het goede niet voor jezelf wilt. Je gelooft dan niet in God, de liefde, die jou altijd de juiste weg wijst. Dat komt omdat je dan niet gelooft in de waarheid die jij zelf bent, de talenten in jezelf niet ziet of niet waardeert. Kortom, je kent je eigen waarde dan niet. Je bent dan ook niet ECHT, dus niet waar, dus niet waardevol. Je bent dan niet vol waarheid, want… je negeert God in jezelf die je juist wil hebben zoals Hij jou heeft voorbestemd. Hij wil jou volgens Zijn wijsheid en liefde op DIE plaats, met DIE taak, met DIE gave en DIE kracht, al vind jij dit onzin, begrijp je het niet, wil je het niet, duld je het niet, geloof jij het niet dat God ook, juist in jou lééft en jou nodig heeft en wil vormen naar hoe Hij weet dat jij wezenlijk gelukkig bent en later in de geestelijke wereld in de liefde die Hij is, komt.

Het offer dat je brengt is dat je toch doet wat je weet dat goed is, al is dit vaak niet eenvoudig, kost het je moeite, geld of inzet of verklaren anderen jou de oorlog.
God heeft altijd gezegd: ’Eer Mij als hoogste. Ik duld geen andere god naast mij’. Dat betekent: Er is maar één hoogste Liefde en Waarheid, en dat ben Ik. Ik wil daarom alle eer. Zodra je een ‘andere’ waarheid eer geeft, ben jij Mij kwijt en kán Ik je niet meer van dienst zijn en moet je het alleen doen met je verstand, je lijf, je bezit. Trouwens, naast iets dat het Hoogste is, kan niet nog iets het ‘Hoogste’ zijn. Dat gene is dan nep en onzeker. Er kan allerlei onwaarheid in schuilen. Stel dat jouw geloof in dat echte enige dat Ik ben nu rammelt aan alle kanten. Wat blijft jou dan over tot steun? Waar haal jij dan je advies en kracht vandaan? Waar is jouw richting gever en hoe weet jij nu wat dan bij je past of niet en weet en overzie je wel dat sommige dingen wel leuk zijn en goed lijken, maar jou van dat Hoogste af halen, zodat je mogelijk zelfs niet eens meer iets van Mij wilt weten? Het is de materie die je vaak kiest als 2e god náást Mij. Vaker nog kies je de materie als 1e god die jou
alle troost, aanzien, welvaart moet verschaffen, maar zoek je oeverloos troost, richting en steun bij anderen, de wetenschap maar laat je de eigen kracht van Mij in jezelf verschrompelen, waardoor je Mij niet mee opmerken kunt’.

De woestijn is dit land (bewustzijnsgebied in jezelf) waar je bent als je Gods woord niet kent, niet gelooft of niet in de praktijk wilt brengen.
De woestijn is je leven zonder Liefde en zonder waarheid. Zeg nu niet dat dit een leugen is of onzin. Maar wat is het dan wat jou richting geeft, kracht, uitzicht en moed voor als het leven tegenvalt zo nu en dan of mogelijk wel vaker of schijnbaar altijd? Is de wetenschap, de overheid, je familie, je bezit, je status, je kennis, je goeroes, je meditaties, je gidsen je krachtbron? Maar zijn deze bronnen niet heel wisselend en nu wel aanwezig en dan niet, de ene keer zus van waarde en de andere keer zomaar verdwenen? Gods waarheid die het léven is, is er altijd en kan geen mens nadoen. Je kunt klonen, robots maken, DNA veranderen, je kunt zeggen dat dit of dat het enig goede is in het kader van welvaart, oplossingen voor welk dilemma dan ook, maar steeds weer veranderen de ideeën daarover. God verandert nooit, want geen mens kan een mens maken. Geen mens kan een ziel maken. Geen mens kan een planeet maken, een orchidee of boterbloem. Geen mens kan een bacterie maken. Geen mens kan ziektes weghalen of voorkomen, dan alleen via de weg die God heeft beloofd: de weg gaan van de onbaatzuchtige liefde die geënt is op onvoorwaardelijke liefde en waarheid die God is.
De hoogmoedige mens denkt dat de mens wél het leven kan beheersen. Dat doet hij door abortussen, door euthanasie, door manipulatie, door weghalen en overzetten van weefsels en organen en verdraaien van waarheid. Maar… hij beseft niet dat juist dit de woestijn is, waarin hij wel 40 jaren leeft: het moeilijker maken van je leven dat je juist makkelijker lijkt!
Veertig staat voor de materie ten top. De mens die denkt het leven naar zijn hand te kunnen zetten door en met de materie, negeert de geest. Deze mens zal dan ook moeten leren via dat geestloze, dat materie niet is wat zij lijkt. Deze mens heeft geen hoger ideaal dan een zo lang en gelukkig mogelijk aards leven. Daar houdt het vaak bij hem op. Hij denkt niet na over het leven dat volgt na dit leven en is druk bezig met surrogaten die hem in de woestijn houden waar hij tig offers moet brengen.
Die offers zijn al die zaken die zijn ziel uitnodigen om zich op te schonen, milder te worden, en zijn doelen te herzien.
In die tijd dat het volk uit Egypte werd bevrijdt, was er materieel gezien niet veel. Toch was het ook toen al zo dat de mens liever in zijn eigen vuil leefde dan dat hij God meenam op zijn (levens)reis. De wolk waarin God het leven voorging, verdween toen het volk koos zich te richten op het gouden kalf (klatergoud, nep god, nep steun). De materie, zijn eigenbelang leek hem meer op te leveren, maar hij begreep toen ook al niet altijd meer dat alle ziekte en lijden veroorzaakt worden door het niet opvolgen van Gods adviezen. Toen hechtte men nog geloof aan de priester die als bemiddelaar diende tussen het volk en God. De mens van toen was nog niet in die hoogte van vrijheid en kennis ontwikkeld dat hij bij zichzelf in vrijheid de weg tot God kon vinden. Hij was nog te wettisch. Daarom was voor hem het wettisch volgen van de regels belangrijker. Voor hem was God immers een toornig God die je trouw moest dienen, moest pleasen zelfs, wilde Hij niet een of ander kwaad over je uitstorten of je zelfs naar de hel sturen. God liefhebben was toen nog niet aan de orde. De Liefde in de mens zelf was nog onderontwikkeld, te zwak.
Nu heeft bijna niemand meer door dat alle huizenhoge problemen zijn veroorzaakt door allerlei vormen van eigenbelang en dus liefdeloosheid. Er bestaat geen straffende God. De mens straft zichzelf door niet naar de tempel (zijn hart) te gaan! In zijn eigen lijf (de woestijn als je het niet goed voedt) vindt hij de verleidingen, de afleidingen die hem afhouden van een gezond en eenvoudig leven. In zijn eigen ziel vindt hij de onrust omdat hij een gevecht levert met zijn eigen wil en wat God – de liefde en waarheid – van hem wil.

Men zegt wel eens vanwaar dan toch die nadruk op gewoon maar domweg de wet moeten houden om Gods weggevallen te kunnen krijgen? De mens van toen was nog te veel verwijderd van wat het begrip belangeloze dienstbaarheid in de naam van God, inhield.
Het Oude Testament in de Bijbel verhaalt van de eerste mensheid van wie de ziel nog moest rijpen om in het vervolg meer vrijheid te kunnen dragen.
In het Oude Testament wordt beschreven hoe de mensenziel zijn weg zoekt door zijn wil ondergeschikt te maken aan die van God. Dat was mogelijk door zich ‘domweg’ te houden aan de opdrachten en regels die God gaf. Allemaal met als doel rijp te worden om in de andere, toekomstige fase van ontwikkeling de Liefde te kunnen verwelkomen. Zonder gedegen basis van het opofferen van je eigen idee, je eigen wil en wensen, kun je immers nooit zonder grenzen liefhebben omdat je altijd wel blijft vasthouden aan de wensen van je ego, je lijf, je geld, je bezit, je hersenverstand, kortom de materie.
In het Nieuwe Testament dat ingeluid wordt met de geboorte van Jezus, geldt iets anders. Dan wordt het het dringende advies niet meer de wet te volgen, maar de liefde zoals Jezus deze in praktijk heeft gebracht.
Dan kan dan ook, als men heeft ingezien dat materie klatergoud is en alleen maar een middel is om een gééstelijk doel te bereiken en je je wil Gods wil te doen hebt sterk gemaakt en je wezenlijke kennis hebt eigengemaakt. Je moet dus in de eerste fase van je leven - van je bewustzijn - Góéd zijn opgevoed en niet verhongerd zijn in de woestijn. De woestijn is er dus ook als je geen juiste kennis van liefde rond God en jezelf hebt geleerd! Jezus liet zien dat je niets hoeft te hebben, gemeden kan, gehaat kan worden, geen huis, geen aanzien en je toch zo levend als weet niet wat kan worden, nadat men je zó kleineert, onder dwang zet, martelt zelf en je probeert te doden, maar je in je ziel een eindeloos licht in de vorm van innerlijk weten hebt ontwikkeld, waardoor je werkelijk vrij bent van al je belagers in het systeem waar je deel van bent.

Pas door de liefde kom je vrij van het systeem.
Pas door Jezus hoef je de wet niet meer te houden, want de LIEFDE is dan je wet. Déze geeft je richting, advies, kracht, moed om je ding te doen.

De Bijbel bestaat uit twee delen. Het Oude Testament en het Nieuwe.
Het Oude Testament: De uitvoering en bespreking van volgen van de wet als weg door de woestijn, de ontwikkeling van Gods volk (iedere mensenziel die God zoekt), het vormen van de gezonde eigen wil We hebben het dan over de tent, een plaats van samenkomst waar je de wet hoort die recht over je spreekt, dus je oordeelt.

Het Nieuwe Testament: De bespreking van de Liefde als weg door de woestijn van het moderne leven met Jezus Christus als voorbeeld, Wiens leven laat zien dat je alles – zelfs dood – kunt overwinnen door trouw te blijven aan het meest echte in jezelf: de Liefde zoals God deze in je is en jou heeft bedoeld, ondanks wat de wereld ervan zegt of met je doet.

De bijbel spreekt - over de wet voor wie de liefde niet heeft
- en uit de liefde voor wie de wet niet kent.
Oude Testament, tent, ark, tabernakel, offerdiensten moet je allemaal doen als je de liefde niet hebt. Wie uit liefde wil leven, heeft geen last van wetten... Je staat er boven. Liefde is je weg (wet)!
Het nieuwe Testament, de tempel, de woonplaats, je eigen hart, waar je het offer brengt van je ego, je lijfelijkheid omdat je je ziel wilt behouden en wilt verrijken met het licht van de liefde, maakt dat je het makkelijker hebt en geen last hebt van de wet! En.. waar dit wel zo is, maakt je liefde je krachtig om die wet te doen als dat werkelijk nodig is… Dat doe je dan omdat je weet dat dit dan het beste is.. De Liefde laat dit je dan weten en geeft je het nodige…
Zo wordt dan je lichaam een heilige tempel waarin je ziel geheeld wordt door zich te aan te passen aan wat Gods geest (de geest van de werkelijke liefde) in je wil. Je overstijgt daarmee al die regels die soms ondoenlijk, onmenselijk zijn en je gevangen houden, maar je ziel bevrijden van de banden van materie die je vasthouden aan wat jij (alleen maar) kent en wilt.
Waar je de onbaatzuchtige liefde toelaat, ook in deze tijd, hoef je je niet klakkeloos te houden aan een wet, welke dan ook, want je hart herkent vanzelf of een wet liefdevol of liefdeloos dus waar of niet waar is.
De kracht van de liefde die je alleen maar optimaal kunt verkrijgen of ontwikkelen in jezelf, is er alleen als je het eigen maken van de hóógste liefde als doel hebt gesteld.
Soms laat het leven – in de woestijn – je door schade en schande zien dat je liefde te kort hebt en moet je je weer even bedenken dat God altijd in het volk zijn midden is en in ieder persoonlijke hart dus ook dat van jou de ark waarmee God Zijn verbond – verbinding – heeft gelegd voor altijd.

We horen nu veel van mensen die willen ‘verbinden’. Waarmee? Met gelijkgestemden. Met zoekenden. Met mensen die zien dat de wereld op zijn kop staat waarin normen en waarden verdwijnen en ook onmogelijk of belachelijk gemaakt worden. Met mensen die zien dat liefde verkilt en dat de wet geen antwoorden heeft, maar wél onvrij maakt, discrimineert, dingen éénzijdig belicht - zelfs met de dekmantel der liefde -, slaaf maakt en tweedracht zaait.

Maar… we moeten door de woestijn. Daar ontkomen we niet aan. Maar we kómen in het beloofde land als we de ark (ons eigen hart met God woord erin) maar meenemen in ons midden en in rust luisteren naar wat de priester (Gods stem in ons zelf en via andere vredelievende, waarheid achtende mensen) ons laat weten.
De tent is onze behuizing. Ons ‘onderkomen’. Dat waar we ‘onder vallen en thuishoren’. Waar we veilig zijn. De tent is ons huis, maar eerder nog onze gééstelijke behuizing, doordat alle kennis uit God die we hebben en die alles verschaft in ons is. De tent beschermt ook Gods woord. De Tent is heilig en moet heilig ( heel en zuiver) gehouden worden, wil de tijd een veilig onderkomen zijn. Een huis van vrede zijn dat stáát!
De woestijn is het leven van alledag met al zijn verleidingen en verplichtingen. Maar in die woestijn zijn er ook de prachtige plaatsen waar het water (dat leven brengt) toch nog uit de grond opborrelt en we kunnen drinken van het helende water, wat ook staat voor Gods woord. Zonder deze bronnen redden we het niet in de woestijn en gaan we dood. Waterbronnen zijn en blijven onmisbaar en zijn leven brengend…, zoals woorden, daden van liefde leven brengen! Het levende water is ook te vinden bij mensen die uit God leven en het woord utleggen. Ieder voor zich kan bepalen waar hij dat water haalt. Hij herkent welk water zijn dorst lest... In de woestijn, een vergiftigde of bedorven waterplaats of in het eigen hart waar Gods woord onbedorven omhoog borrelt...

De wereld staat op zijn kop, maar niet voor altijd. Het valt wel mee met het klimaat, met de vervuiling door de boeren, met de economie, met de oorlogsdreiging. Het valt echter niet mee met de dreiging dat we ten onder gaan. Het valt niet mee met het doen alsof alle problemen onoplosbaar zijn. Het valt niet mee als je dwang voelt en onvrijheid verdwijnt en men een vette worst voorhoudt die echter voor nog meer ongelijkheid en honger zorgt. Het valt niet mee als je bang bent en niet meer weet waar je staat of waar je bij wilt horen…

Het Nieuwe Testament zegt dat de vrouw wordt achtervolgt door het beest. De vrouw is de mensenziel. Het beest is de opgeblazen macht van het beest van de wetenschap, de machthebbers, de techniek dat echter geen macht heeft als wij het geen macht, geen ruimte geven! Het Nieuwe Testament zegt dat de vrouw een jongetje baart. Dat jongetje staat voor daadkracht. Wanneer doen we onze mond open? Wanneer nemen we het hart op de tong? Wanneer gebruiken we de kennis uit de ark die we zelf in huis hebben? Het is nog niet te laat, maar wel twee voor twaalf.

We staan op een keerpunt waarin de wet dreigt ons onvrij te maken en te controleren. We staan echter ook op het punt dat we dit beseffen en niet meer meedoen met dat wat de – ook nog eens gewijzigde - wet zegt dat waar is.  Het is het einde van de tijd dat de wet ons moet sturen. We staan aan een pril begin van de lifde die ons hart gaat sturen..  De eindtijd is einde van de wet die geldt en macht heeft. De eindtijd brengt een nieuwe tijd waarin de belangeloze liefde het wint van de wet..
In ons eigen hart van goede wil dat de Liefde als uitganspunt en doel neemt, vinden we de antwoorden en de wegen hoe we het tij kunnen keren.
We moeten dan wel durven echt te zijn. We moeten offers brengen in de woestijn, dus een beetje genoegen moeten willen nemen met minder! Werkelijk minder onnatuurlijkheden en meer natuurlijkheden gaan zoeken en léven. Dan herstelt zich vanzelf alles wat nu chaos is geworden en nog meer chaos zal veroorzaken.
Wanneer we levend in de woestijn ons gemoed bevloeien met water dat ons leven geeft (het woord van de liefde) ontstaat er een vruchtbare plaats (verlicht gemoed) waar we kunnen leven. Wij scheppen zelf onze mooie leefbare wereld uit het opnemen van levend water. Vanzelf gaat dat niet!

Met de Ark in ons midden, is dus de Liefde en enige echte waarheid die alle kracht geeft om de weg die we moeten gaan te herscheppen. Geen enkele tegenkracht wint het hiervan. Alleen moeten we dan zelf dus bereid zijn te delen, op te komen voor, niet mee te doen aan wat mensonterend, mens onwaardig is. We moeten onze waarde weer kennen, willen we echt en krachtig zijn en vindingrijk om het beloofde land van melk en honing te bereiken. God heeft het beloofd. Hij werkt keihard, maar heeft ons nodig om DÓÓR ons te werken.
Wij zijn het gereedschap van God.
Wij zijn het verlengstuk van de liefde die de weg is tot heelheid, dus vrijheid.
Wijzelf moeten niet meedoen met de leugenachtige moraal dat de wet leidend zou zijn. Die wet heeft afgedaan.
Ervoor in de plaats gekomen is de Liefde via Jezus Christus. Voor wie dit niet zo is, is het volgen van de wet dan helaas dat het enige is..
Deze mens voelt dan ook vanzelf de donkerte van de wet. Ook de lichtmens zal die donkerte voelen. Hij houdt echter een lichtende ziel over die nooit te doden is!
Waar Gods woord verblijft – hoe heet en dodend die woestijn soms ook is of lijkt -is er liefde en waarheid, anders is het niet Gods woord en dus geen liefde en geen waarheid.
De nieuwe wereld is bezig te starten, want er groeien veel inzichten. Dat zijn de wolken die het nieuwe rijk van vrede al stiekempjes aankondigen.

Gera Hoogendoorn-Verhoef

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *