Een Canadees langlopend (bijna 30 jaar) onderzoek gericht op epigenetische processen (factoren van buitenaf waarmee gen expressie wordt beïnvloed), liet zien dat opvoedingsinterventies sporen nalaten in DNA. Binnen de hedendaagse ontwikkelingspsychologie wordt aangenomen dat ontwikkeling een interactief proces is tussen kind en omgeving. Fascinerend is dat ervaringen en omstandigheden ook genetische gevolgen kunnen hebben voor kinderen en kleinkinderen. Uit steeds meer onderzoek blijkt dat verwaarlozing, mishandeling of misbruik in de jeugd het DNA beïnvloedt. Bron Kieran J. O’Donnell et al. DNA methylome variation in a perinatal nurse-visitation program that reduces child maltreatment: a 27-year follow-up, Translational Psychiatry (2018). DOI:10.1038/s41398-017-0063-9
Dat het effect zo is dat verandering van bewustzijn en dit toepassen verandering in DNA tot gevolg heeft, is nu wetenschappelijk bewezen. Op zich is de verandering in het erfelijk materiaal niet zo vreemd. Immers, wat de wetenschap nog steeds niet als bewezen ziet en dus niet meeneemt als feit bij beleid, behandelingen enzovoort, is dat het geestelijke altijd vooraf gaat aan een materiële verandering. Een geestelijke kwaliteit bepaalt dus de kwaliteit in de materie.
Dat betekent dus dat als er een andere geestelijke houding (bewustwording, anders denken, toevoegen van kennis, andere leefstijl, zich meer geholpen voelen, meer hoop hebben, meer steun ervaren, sterker worden, beperkingen meer kunnen loslaten of omvormen, omstandigheden beter kunnen aanvaarden of benutten, enzovoort) wordt verworven, dit ergens in de materie een gevolg moet hebben.
Een cel, maar ook dus een klein onderdeel daarvan moet dus mee veranderen met een andere verworven idee rond iets. Dat is in het groot makkelijker aan te tonen. Waar het echter in het groot zo is, is dat ook zo in het klein, alleen wordt dat niet altijd opgemerkt, omdat je heel veel (duur en specialistisch en ingewikkeld) onderzoek moet doen in dat ‘kleine gebied’, het de interesse moet hebben, iemand al het vermoeden moet hebben (waarom zou je anders onderzoek in die richting doen), enzovoort.
Iets dat materieel is, is aan te tonen, te onderzoeken, te benoemen. Kortom, je kunt e.e.a. bewijzen rond dat materiële wat je onderzoekt. Iets inhoudelijks geestelijks – dus iets dat níét materieel is – kun je niet onderzoeken, aantonen met materiële onderzoeksapparatuur hoe geavanceerd dan ook. Je kunt het geestelijke aannemen, maar nooit bewijzen. Zeker niet voor iemand die dat geestelijke niet erkent en niet begrijpt. Dat houdt echter niet in dat iets bepaalds niet bestaat.
Alles heeft een tegenpool. Materie dus ook. Omdat materie hoe klein of groot ook kan worden onderzocht en gemeten, is dat bij de tegenpool van materie, niet het geval! De tegenpool van materie is onstoffelijk. Daarom is deze ‘pool’ niet te bewijzen. Omdat alles wat er is een tegenpool heeft – dit is een feit en geen aanname – kan het niet anders zijn, dan dat waar materie ‘ophoudt’, iets anders is. Dat ‘iets’ is de onstoffelijke wereld, de wereld van het geestelijke. Dat geestelijke moet echter IN de materie aanwezig zijn, omdat dat materiële immers anders nooit gevormd zou kunnen worden! Als er geen geestelijk iets zou zijn, waar zouden dan de bouwstenen van welke materie dan ook vandaan hebben moeten komen?
Het is ook een feit, een levenswet, dat als materie plaatselijk, tijdelijk en eindig is, de tégenpool ervan dat niet is. Dat betekent dus dat het geestelijke (zo noemen we de tegenpool van materie) NIET plaatselijk, NIET tijdelijk en NIET eindig is. Dat houdt in dat het geestelijke als tegenpool (dus uiterste) OVERAL, ALTIJD en ONEINDIG is. Als die geest dan oneindig is en overal, kan het niet anders, dan dat het aanwezig is in al wat is!
Omdat materie nooit uit zichzelf kan bestaan, moet er ook iets anders zijn dat alles in zich heeft om iets te laten ontstaan. Dat iets moet dan levenbrengend zijn en eindeloos divers. Als we nog verder gaan kijken, kom je erop uit dat die geestelijke basis een oneindige bron moet zijn die een eindeloze intelligentie is, wel zo zuiver en compleet, dat het alles in zich heeft, omdat waar er maar enige beperking zou zijn, er ook beperking van ruimte, maat, soort, hoedanigheid enzovoort, zou moeten zijn, wat niet kan, omdat dat niet zo is, zoals we eerder zagen. Zou dat volmaakte er niet zijn om het leven te kunnen scheppen in welke vorm ook, dan zou niets kunnen blijven bestaan, omdat er geen enkele verbindende kracht of factor zou zijn die beweging brengt, samenhoudt of samentrekt. Aantrekking is in principe een geestelijk gebeuren, wat hier en daar wel of niet gemeten kan worden. Aantrekking is dus in principe onstoffelijk, maar valt in de stof wel te meten. Zo is er van al wat is een uiterste dat te meten is, maar ook niet en van alles ‘er tussen in’! Het leven is dus niets anders dan allerlei vormen gezien of ongezien, te meten of onmeetbaar, te bewijzen of niet te bewijzen van oneindig aantal en soort levensvormen, waarin we makkelijker of heel lastig leven kunnen herkennen. Alles heeft leven in zich, al is het dus zo star en hard als een blok graniet. In al wat is, is er een levensdrang die het leven is, die vorm bij elkaar bracht, doet veranderen, groeien, en oplossen tot weer een nieuwe, hogere ontwikkelingsvorm omdat er steeds weer andere bouwstenen intelligentie ( leven) worden toegevoegd of losgelaten al naar gelang de intentie, het léven in die vorm was en wil. Al wat is, is onderdeel van een oneindig groot geestelijk perfect geheel dat als doel heeft vrij te worden van welke beperking dan ook. Wat we kennen, meemaken, willen, doen, onderzoeken, bedenken is altijd beperkt, omdat al wat een onderdeel van de perfecte bron van leven is, zelf nooit perfect kan zijn, maar dat wel kan worden als alle intelligentie die in de mens verenigd is hier rijp voor is en ernaar leeft, niets meer buiten te sluiten wat waar en goed is.
De enig perfecte levensbron is liefde. Dat kan niet anders, omdat dood nu eenmaal niet kan scheppen, niet kan aantrekken en niet kan samen houden. Dood als tegenpool van leven doet juist alles vervallen en stilstaan. Door dood als tegenpool van leven en liefdeloosheid van liefde, is er geen schepping, geen groei, geen waarheid, maar alleen tijdelijke beperkte waarheid die maar een gedeeltelijke waarheid is, dus in zekere zin onwaar, al kan deze wel degelijk bestaan. Al deze gedeeltelijke waarheden zijn echter beperkt en niet volmaakt, al is de intelligentie die die vormen schiep wel volmaakt!
Iets is een keer zichtbaar, maar ook een keer niet. Voor de een is iets merkbaar of zichtbaar, maar voor de ander is datzelfde niet het geval. De wereld gezien en ongezien, meetbaar en niet te meten, is opgebouwd uit talloze veranderlijke hoedanigheden die meer of minder geestelijk zijn, maar zich in een meer of minder of niet materieel lichaam (stoffelijke vorm) kunnen vertonen of dus niet te zien, aan te tonen zijn omdat het kan lijken dat het niet bestaat.
Die intelligente bron als tegenpool, uiterste van wat de materie is, is dus de basis van alles en moet perfect, volmaakt zijn. Want zou dat niet zo zijn, zou die bron opdrogen, maar sterker nog, dan zou ze niet de enige zijn. Want als iets volmaakt is en totaal vrij en ongebonden – wat iets dat volmaakt is moet zijn omdat er geen enkele grens is – is het niet plaatselijk, tijdelijk en begrensd. Als iets volmaakt is, heeft het geen grens. Er kan dan ook tegelijkertijd niet nog iets anders zijn dat volmaakt is! Daarom bestaat er ook maar één volmaakte bron die het leven is. Want… waar zou anders alle leven vandaan kunnen komen?
We zullen dus moeten aanvaarden dat die bron die alles in zich heeft, dus ook de énige bron moet zijn. Die ene bron moet dan dus óveral zijn en álles in zich hebben en álles binnen haar mogelijkheden hebben en álles voortbrengen. Alles moet dan ook terugkeren naar die bron, want waar zou dat wat geëindigd is, moeten blijven?
Die bron moet het léven zelf zijn, want we zien in de materie in en om ons heen en waar dan ook
in de hele schepping, dat die bron liéfde moet zijn, want dood doet alles uit elkaar vallen. Liefde doet juist samenvoegen, samenhouden. Liefde doet leven. Dood niet. Daarom moet die bron dan dus één en al leven zijn, liefde zijn, overal zijn, alles zijn en de enige zijn, alles in zich hebben en dus volmaakt zijn. Daarom kan het niet anders, dat alles in een cel een geestelijke blauwdruk heeft, die die materie om de blauwdruk heeft ‘aangetrokken’, waardoor er een zichtbaar stukje – wat we materie noemen – is ontstaan.
Als je de intentie, de blauwdruk, de geestelijke soort hoedanigheid verandert, moet dus de materie mee veranderen. Daarom is het zo, dat bijvoorbeeld optimisme iets makkelijker doet aankunnen, maar ook beter kan helpen genezen. Door liefde wordt veel tot ontwikkeling gebracht en zijn er eindeloze mogelijkheden. Waar gebrek aan liefde is, wordt samenhang en samenwerking verloren en lost materie op. Dood is dus een afwezigheid van samengaan, verbinden, leven, ontwikkeling en groei.
Een mens is niet perfect, dus kan hij lichamelijk nooit eeuwig leven. Daarom is er leven en dood, zolang we hebben te maken met iets dat niet perfect is. Er is dus verval, ‘een bezig zijn van oplossen’ zolang iets niet perfect is. Daarom is al wat in een materiële vorm leeft, eindig. Alle levensvormen zijn perfect samengesteld, maar zijn niet in die zin perfect en volmaakt dat ze volmaakt zijn als de liefde die in hen is (weet je wel, de geestelijk volmaakte bron is onbeperkt dus ook oneindig, dus overal…) Daarom leven ze dus niet eeuwig in een materiële vorm! Waar materie is, is beperking en valt die materie eens – al is het over miljoenen jaren en heel geleidelijk op abrupt – uit elkaar. Het bewustzijn komt er dan uit vrij en leeft in een andere vorm verder en gaat een andere weg van ontwikkeling (hierover niet verder).
Zolang er dus een cel ergens iets ‘doet’, dus leeft, dus groeit, dus ontwikkelt is er dus leven. Als een cel niet iets ‘doet’, is er geen beweging, geen leven, geen groei of ontwikkeling, stagneert iets of verandert er niets positief, want alles blijft het zelfde. Er is dus geen groei of anders gezegd ontwikkeling. Dat kan ook niet, als er geen bewustzijn wordt toegevoegd. Er volgt dan verval, want het bewustzijn ‘staat stil’ en wil vrij worden en maakt zich los van de vorm.
Bewustzijn, intelligentie toevoegen is je eigen bewustzijn meer liefdevol maken. Immers, liefde doet het leven leven en maakt het meer ‘compleet en vrij. Waar geen liefde genoeg is, is vanzelfsprekend liefdeloosheid, dus onwetendheid. Omdat geen mens perfect is, is er in de mens altijd bepaalde liefdeloosheid door onwetend te zijn van de perfecte liefde en of deze niet willen, kunnen aanvaarden, opnemen en toepassen. Waar leven, liefdevol bewustzijn (geest) wordt toegevoegd, zal de ontwikkeling positief zijn. Waar leven niet wordt toegevoegd of wordt onttrokken, is er verval. Omdat liefde positieve ontwikkeling en samenhang en harmonie bewerkstelligt, zal het dus zoveel mogelijk liefde moeten zijn dat moet worden toegevoegd.
De werking van die cel is te bepalen door de aard van de intentie, het bewustzijn, de motivatie, denkwijze, leefstijl, geloof enzovoort, te veranderen!
Daarom is het ‘logisch’ dat zeker in jonge jaren ‘snel’ aanpassing van cellen en dus ook van het erfelijk materiaal mogelijk is. Dat het nu bewezen is, is een stap in de goede richting er niet meer omheen te kunnen dat iets dat volmaakt geestelijks, alle materie maakt (schept) in stand houdt. Dat houdt in dat je hulp niet alleen moet zoeken in aanvullen, veranderen, opereren van het lichaam, de uiterlijke vorm, de omstandigheden, maar dat je zeker geestelijke aspecten moet meenemen in behandeling en leefstijl.
Cellen genetisch manipuleren is heel gevaarlijk omdat het de uiterlijke vorm dan wel mooier, beter kan maken – en wat is beter of mooier – en men denkt ziekten te voorkomen, maar zolang men niet beseft dat men bezig is met het overzetten van bewustzijn, intelligentie in levensvormen bij wie dat bewustzijn niet toevallig zomaar voor niets niet of in andere vorm aanwezig was, speelt men met vuur en ontstaan er grote problemen, al zal een doorsnee mens lengte van leven moeten hebben om dit te ervaren of in te zien. Veel levensvormen zullen juist ziek worden omdat er gebrek zal ontstaan, dus verzwakking die evenwel niet is gewild door de hoogste Liefde die deze levensvormen zo deed zijn. We denken dat we de zin van ieder kleinste deeltje kennen, maar kennen níét het geestelijke in die deeltjes en kennen niet de bedoeling die ook het door ons als slecht, ziek bestempelde deeltje heeft en hoe dit er door onze eigen gedachten, intentie en daden is gekomen. Willen we iets ziekmakends weghalen, zullen we buiten een materiële interventie ook de geestelijke oorzaak moeten willen aanpakken. Daarvoor moeten we dat geestelijke wel kennen en aanvaarden. Zouden we dat doen, dan kunnen we veel ten goede doen keren en zelfs heel veel ziekte en problemen kunnen voorkomen.
Het is de toedracht veroorzaakt door de mens zelf die leven bemoeilijkt. Inmenging in leven en dood, leven en laten leven, met beperkt inzicht spelen met bouwstenen intelligentie – dus voor God spelen – is iets dat gedoemd is tot grote onoverzichtelijke problematiek te leiden, al zullen er ogenschijnlijk en op korte termijn grote successen geboekt lijken te zijn.
De intentie (motivatie, gedachte, bedoeling, mate van levendigheid = mate van zuiver willen liefhebben en dat ook doen) bepaalt uiteindelijk gezondheid of ziekte. Gedachten, ideeën gaan altijd vooraf aan bepaalde daden. De mens wil op een bepaalde wijze iets, door wat hij heeft geleerd, ervaren, gedacht en doet. Voordat er een cel ziek wordt is er een geestelijke overtuiging, intentie, idee die die cel doet verzwakken, doet ontsporen en een eigen weg doet zoeken. Afhankelijk van hoe een mens wil, handelt hij of laat hij toe. Hij veroorzaakt dus iets door de kwaliteit van zijn denken, willen en doen.
We kunnen zeggen, geloven, willen wat we voor ogen hebben en dit doen, maar we dienen dus te leren beseffen dat als we God – die ene volmaakte Levensbron – TOELATEN in ons denken, willen en handelen, het beter of zelfs goed met ons gaat. Zodra we dit Leven niet willen erkennen, niet willen opnemen, niet meenemen als basis en doel in ons leven, zijn we al bezig te verminderen aan bewustzijn en dus levenskwaliteit. Alle lijden is er door onszelf. Dat hoort bij het leven omdat geen enkel mens volmaakt is. Maar hoeveel zou het niet aan ellende schelen als we ons weer zouden voegen naar wat God – dus de perfecte liefde, de perfecte wijsheid dus perfecte intelligentie – VOOR en IN ons wil.
De Levensbron God is niet los te koppelen van ons leven. Maar omdat wij dit wél doen – omdat we hier zelf voor kiezen en denken dat dit niets uitmaakt – is er onnodig verval, zijn er allerlei liefdeloze gebeurtenissen, omstandigheden, waardoor ook onze lichamen bij voorbaat al behept zijn met allerlei zaken die het leven bemoeilijken. Als we dan ook nog gezonde lichamen willen veranderen of we denken ziekten zonder geestelijke bewustwording te kunnen veranderen, schieten we niet veel op. Ja, we kunnen als gevolg van de lastige levensomstandigheden, ziekten en narigheden wel groeien in bewustzijn dat iets beter, anders kan, maar makkelijker zou het zijn om ons bij voorbaat te richten op wat de LIEFDE in ons zegt en dát wat we in ons hart weten en hopen vást geloven en er vanuit te leven. Wat we zelf niet kunnen, vult de Liefde aan, want Liefde heeft nu eenmaal de oneindige drang alles te helen en het eindeloze vermogen en de eindeloze wijsheid om dát bij elkaar te brengen of dát te doen oplossen zodat het loopt zoals de Liefde dit wil. Waarom zou de mens deze Liefde niet haar gang laten gaan als je je beseft dat deze Liefde perfect is? Waarom zou de mens denken zich buiten deze Liefde te kunnen bewegen, als hij toch ziet en ervaart dat het leven lastig is zonder liefde en dat zonder liefde niet eens leven mogelijk is? Door het Leven te laten stromen door de liefde in praktijk te brengen is dus ALLES mogelijk, wat we kunnen geloven zonder voor ‘goedgelovig, zweverig of dom te worden uitgemaakt. Het is het weer putten uit de oneindige bron van liefdevolle dienende liefde en deze liefde vanuit en via onze eigen persoonlijke behoeften, talenten en eigenheid te laten stromen naar de mens en de natuur om ons heen, dat bergen doet verzetten en alles heel en nieuw maakt.
Cellen, DNA die ziek of ontspoord zijn, of die wij ziek of ontspoord noemen, kunnen weer in volmaaktheid komen, als wij onze gedachten, wil en daden zoveel mogelijk richten op wat de liefde – die geen liefde is als we niet willen dienen, maar blijven verdelen, heersen, eisen, vervormen, kortom liefdeloosheid, eigenbelangen laten bestaan – in ons wil. Er zal op aarde in de stof altijd beperking en lijden blijven omdat niets in de stof nu eenmaal volmaakt is. Maar wát er dan is, is er om van te leren, te groeien naar volmaaktheid toe. Deze volmaaktheid zal volgen voor ieder mens die dit wil en vanuit onbaatzuchtige liefde leven wil. Waar dit er eerder niet van kwam, niet werd gewild, niet werd gedaan, kan dat altijd nog. Liefde is immers grenzeloos. Waar wezenlijke liefde wordt gewild en het liefdeloze minder wordt door het betere, goede te doen, wordt vanzelf liefde sterker. Dat houdt in dat wat eerder ziek maakte, vervormde, doodde, dat dan niet meer kan doen. Daarom is het dat Liefde alle wonden heelt, vergeeft en alles nieuw maakt. Kunst is het om dat weer te willen aannemen, geloven en er naar te leven, opdat er een betere wereld zal zijn waarin ‘ook een nietige‘ cel weer een afspiegeling kan zijn van de perfecte eenheid die God wil en is.
Gera Hoogendoorn -Verhoef