In het kort even het verhaal dat te lezen is in de Bijbel (Lucas 15: 12-32):
Een vader had 2 zonen. De jongste wilde alvast een deel van zijn vermogen om te kunnen genieten van het leven. De vader kwam zijn wens tegemoet en verdeelde het bezit onder zijn zoons. De jongste ging op reis naar een ver land. Hier joeg hij alles er door heen in een goddeloos, dus liefdeloos zinnelijk leven. Hij was uiteindelijk slaaf geworden van al zijn domme en lichamelijke wensen, had alles al gehad en beleefd en moest uiteindelijk om in leven te blijven bij de varkens het voer eten. Hij kwam in al dat afzien tot inzicht dat hij beter naar huis kon gaan. Alles was er beter dan dit leven. Wat had hij gedaan.. Toen hij terugkeerde zag hij zijn vader die hem met open armen tegemoet kwam. Dat had hij nooit verwacht! De zoon toonde berouw en vond dat hij het niet waard was zijn zoon te heten. De vader droeg zijn knechten op dat zij de beste kleiding, het mooiste kalf moeten brengen. Hij wilde een feestmaal omdat zijn verloren zoon was teruggekeerd. De oudste zoon vond dat oneerlijk. Hij zei: ‘al die jaren heb ik hard gewerkt, u trouw gediend, keurig geleefd en u heeft nooit voor mij een geitenbokje geslacht om met mijn vrienden feest te vieren’. De vader zei: ‘Ach, jongen, je bent altijd al bij mij geweest en al het mijne was, is van jou, nog steeds. Laten we vrolijk zijn, want hij was verloren en toch gevonden’.
In dit verhaal, deze gelijkenis is het natuurlijk duidelijk wie de verloren zoon was. De zoon die makkelijk over het leven dacht, zijn eigen zin wilde doen, genoeg had van al dat werk en die regelmaat, wat van de wereld wilde zien en ontrouw was aan zijn vader die voor hem zorgde en ondankbaar door zijn erfenis er doorheen te jagen.
Ieder mens is de verloren zoon. We gaan allemaal weg bij De Vader, het ouderlijk huis. We zijn geboren uit het licht dat God is, we zouden het goed hebben en er zou ons niets ontbreken, als we maar in ons ouderlijk huis zouden blijven of anders gezegd, als we maar zouden doen wat de liefhebbende Vader in ons, met ons bedoelt. We zouden dan nog ‘thuis in de liefde zijn’ als we er eerder niet voor gekozen hadden onze eigen weg buiten God te gaan en te kiezen voor welke vormen van liefdeloosheid, ongeloof ook. We vonden het vrije leven IN God niet goed genoeg en waren van mening dat er iets beters zou zijn. We wilden onze eigen heerser zijn en wilden niet afhankelijk zijn van een Vader ‘boven’ ons, de Liefde die onze wegwijzer zou zijn.
De erfenis is ons voorland, ons doel, het doel dat de Vader (God) met ons heeft: een beloning dat wij kunnen voortzetten wat de Vader in ons begonnen is. Hij houdt van ons, voedt ons op, geeft ons te eten en wil maar één ding: dat we doen zoals een wijze liefdevolle vader wil voor zijn kind dat hij door en door kent en liefheeft voor altijd. Als het kind eigenwijs is, zijn eigen weg kiest die haaks staat op wat de wijze liefdevolle vader weet dat goed is en meent daarmee gelukkiger te kunnen zijn, verspilt hij daarmee de beloning van de vader, zijn erfenis. Hij vergooide deze echter. Toch wist de wijze vader dat zijn kind wel zou terugkomen. Hij kent de zwakten en de hebbelijk- en onhebbelijkheden van zijn kind. Hij ontvangt hem met open armen, zodra de zoon spijt heeft, deze voortaan beter zijn best wil doen, zijn fouten inziet en nu ook begrijpt dat zijn vader eigenlijk helemaal niet dom en hard is en dat het leven dat hij had, een prima leven was. De zoon beseft dat hij houdt van zijn vader en hem nodig heeft. De vader weet wat zijn zoon heeft meegemaakt, weet hoeveel moeite het de zoon heeft gekost om terug te komen met hangende pootjes en viert feest, zo blij hij is! De oudste zoon is jaloers. Hij vindt het oneerlijk en ergerlijk dat hij die zijn best heeft gedaan, als het ware minder beloond werd. Maar de vader zei: ’jij hebt het altijd goed gehad, en het was jouw keus om hier bij mij te zijn en te werken voor je kost. Je had geen enkel gebrek, dan dat je nieuwsgierig en ontevreden was. Dat je werkte, was geen verdienste. Het is gewoon zoals het hoort en je liep er minder risico door, was in alles verzorgd, terwijl je broer met grootste gemak helemaal verloren had kunnen gaan voor de erfenis. Dat was veel erger geweest. Nu zijn we allemaal weer bij elkaar. Je hoort blij te zijn met mijn beslissing en liefde voor beiden’.
Dat thuiskomen is een terugkomen in Gods liefde, die we eerder versmaadden of negeerden. Door schade en schande en veel lijden en pijn zien we in dat we het leven niet kunnen leven zónder God die het leven is en geeft, de erfenis verdeelt en ons lief heeft, waardoor hij onze fouten niet aanrekent, zodra we wijzer geworden zijn en Hem vragen om vergeving en een nieuwe start. We moeten met vallen en opstaan leren dat we niet zonder belangeloze liefde kunnen en dat alleen met liefde willen en doen, er iets groeit wat waardevol is. Wat een mens ook heeft gedaan, hoe erg ook, wordt vergeven, als we spijt hebben en ons leven beteren. Dat beteren houdt in voortaan lief willen hebben en onze eigen wil en zinnen opzij zetten om de liefde en wijsheid van de vader (God) te volgen en te doen. Onze beloning is dan het ‘wonen in de hoogste hemel’, oftewel ‘het zijn’ in de hoogste liefde die God is en die ons alles geeft wat we nodig hebben en bij ons past, zodat we opperst gelukkig zijn en ‘aan het werk gaan’ zoals dat bij onze talenten, voorkeuren, wensen, karakter nu dan ontdaan van welk gebrek en liefdeloosheid ook, past.
De verloren zoon is ook de gehele schepping. Dit ligt iets ingewikkelder. De hele materiële schepping is opgebouwd uit in wezen licht, , komt uit God voort. Dat licht is in wezen bewustzijn, intelligentie dat God in een lichaam ‘bouwde’, om middels dat lichaam te ervaren wat het is om onvrij te zijn en beperkt. Dat bewustzijn, dat leven, die intelligentie weet alleen niet meer dat het licht uit God is en wíl dat ook niet weten, omdat ze niet kiest voor dat licht, maar denkt gelukkig te kunnen worden met behulp van schijnlicht. Als deze staat van zijn voortduurt verliest het bewustzijn het weten dat het nog steeds een onderdeel van God is, zonder God niet leven kan en denkt het gelukkig te zijn met het leven dat het beleeft, zonder zich te bedenken dat er veel meer is en dat het leven veel beter kan en zal zijn mét God, dus met liefde. Er ontstaat wrok, boosheid, angst, verdeeldheid, hunkering, want er wordt ondertussen zoveel gemist.
Het bewustzijn leeft dus in een soort schijn, en geeft het gevoel dat dat schijnleven zijn lot, zijn straf is en wil dat tijdelijke leven vol moeiten en lijden uit de weg. Maar bewustzijn dat niet gelooft in God die hem hiervoor richtlijnen heeft gegeven, moet het van zichzelf en soortgelijk verdwaald bewustzijn hebben. Daarom leidt de lamme de blinde, want beiden weten zij niet beter en gaan geloven dat ze het zelf moeten doen en ook kunnen. Omdat ze onvoldoende liefde hebben en ook niet willen, willen en handelen ze vanuit tekort aan liefde en wijsheid. Ze leven immers ‘; buiten God ‘die ze niet willen of niet kennen. Ze geloven dus in hun eigen wijsheid, wat hen echter verloren doet zijn. Ze lijden dus steeds meer gebrek met en in dat schijnlicht. Dat schijnlicht is dus hun eigen foute overtuiging te kunnen leven zonder God. Dat is ego, hoogmoed, eigenliefde, waar alle gebreken die er waar ook maar zijn, uit volgen..
Het echte licht is echter nog steeds in al wat is aanwezig, alleen vaak verstopt, verdrongen, niet gewild, genegeerd, verdraaid, verkwanseld. Het is de bedoeling dat al dat licht ooit weer vrij gemaakt wordt en ‘verheerlijkt’ wordt, oftewel vrij gemaakt, gezuiverd van alles wat geen liefde is. Dat is mogelijk door meer licht op te nemen en het harde, lichtloze, de schijnwereld, het schijnleven, dus het onechte niet meer te willen, en los te laten, af te stoten en je er niet meer mee verbinden. In de gehele natuurlijke orde wáár ook in de schepping, zijn er niets anders dan ontelbare, ondenkbare levensvormen, in allerlei fasen van polariteit en vormen (lichamen) waarin je maar al te duidelijk leven (licht, liefde) herkent (mensen, dieren, planten) maar ook niet goed herkent (planeten, aarden, modder) maar ook helemaal niet kunt zien (alle voorwerpen en harde rots, diamant enzovoort). Al deze organismen en voorwerpen - onvoorstelbaar immens groot of onzichtbaar, onmeetbaar klein - hebben een functie, eigenschappen die er alleen maar zijn om een bepaald nut om elkaar ermee van dienst te zijn in onbaatzuchtigheid, maar zijn in wezen altijd nog afkomstig uit het licht van God!
Het doel is dat al dat bewustzijn verlost wordt van de schijn, dus het ego, de eigenliefde en weer vrij komt te leven in God als vrij licht van zijn licht waarin alle kracht, kennis en leven is en blijft! Het doel is dus dat bewustzijn dat onderweg is, weer ontdekt waar het onderdeel van is, zich beseft dat het alleen maar kan groeien, zich kan vervolmaken door dat wat het eerder niet wilde, en niet kende toch aan te nemen voor wat er is, zijn schijnwereld wil loslaten als niet zaligmakend, maar juist beperkt makend en zijn plaats leert kennen en het doet met wat bij het eigene past, waardoor het gaat toenemen aan liefde voor al wat is, daardoor weer toeneemt aan kracht en kennis, en steeds meer vrij wordt van druk en niet meer gevangen is van de orde van de natuur, maar voor altijd wil leven in een geestelijke bestaan in God, waar alle mogelijkheden, alle vrijheid zijn om er voor altijd en eeuwig grenzeloos vrij te bestaan zonder enige druk en onvrijheid.
De mens als hoogst ontwikkelde wezen in wie Gods licht nog steeds aanwezig is ( zij het in het super klein en dikwijls verstopt onder lagen ego (eigenbelangen) ongeloof, onwil en eigenzinnigheid), heeft als doel om uit vrije wil – die hij als enig wezen gekregen heeft – op God te gaan gelijken. De ‘beloning’ is het na dit aardse leven afleggen van al wat onecht, onwaar, liefdeloos was, waarbij dan de échte mens als een écht kind van de liefhebbende Vader kan leven in de sporen van de Vader die niets anders wil en te bieden heeft dan zijn nooit stoppende liefde die alle ruimte wil en biedt aan zijn kind dat wil leven bij Hem omdat dat kind hem doodgewoon liefheeft en dat laat blijken door de wil van de Liefde te willen en dit ook te doen. Er is dan geen enkele afhankelijkheid meer van de wereld, het klatergoud, de tijdelijke materie die eerder hard trok, verleidde en alles leek te hebben wat nodig leek voor geluk. Nee, het kind is door dikwijls een zwaar leven vaak via het leven op diverse aarden, planeten door schade en schande door onvoorstelbaar lange tijden heen, uiteindelijk wijs en mild geworden en ziet in dat geen enkel materieel leven zonder God vrij en gelukkig kan maken. In de mens keert een megaverzameling van bewustzijn dat onnoemlijk lange tijd onderweg is om vrij en volmaakt te worden, terug.
De schepping draagt de mens. De gehele schepping is gevormd uit van God afgedwaald, onvrij, zwaar geworden bewustzijn (licht). De hele materie is gemaakt om er de mensen die er sinds onvoorstelbaar lange tijden was, te voeden, te vormen, te dragen op weg naar hun vrijheid toe. Als alle mensen in God zijn teruggekeerd, is er geen noodzaak meer voor welke materie ook en keert ook die materie terug in haar oorspronkelijke staat van volstrekte vrijheid. Er zal dus ooit, ooit geen materiële schepping meer bestaan, maar een puur geestelijke, waarin alles en ieder vrij is, er oneindig nieuwe werelden geschapen worden, waar alleen dan sprake is van een puur geestelijk leven zonder dood, verval, lijden, gebrek en pijn.
Dit kan pas, als ieder mens puur liefde geworden is zoals God is. Zolang er echter nog de basis voor het kwaad is, kan dit niet gebeuren.
De basis voor dit kwaad is Lucifer, Satan, de Wereldvorst, de gevallen engel, het kwaad zelf, oftewel de gedachte, de wil buiten God, buiten liefde te kunnen leven vanuit EIGENLIEFDE (ego). Waar nog enige eigenliefde is, is er onvoldoende dienstbare liefde voor de naaste, voor het andere maar alleen voor zichzelf en wat dat zelf wil zonder zich af te vragen of dit nu gaat om werkelijke dus onbaatzuchtige liefde zoals God bedoelt. Waar nog enige eigenbelang is, is er liefde tekort, is er een schijnwereld, beperking van allerlei soort en mate en blijft materie bestaan omdat alleen via die materie, via het gevangen, beperkt zijn in die materie, nu eenmaal ervaren kan worden dat er iets wordt gemist! Zolang Satan dus nog niet terug wil keren in God en Hem wil liefhebben, sleept hij via allerlei verleidingen mensen mee om mee te werken aan welke liefdeloosheid, klein of groot, ook. Immers, mensen hebben de vrijheid voor goed of kwaad te kiezen. Omdat een mens is gevormd uit bewustzijn dat de liefde niet koos, neigt hij er ook naar! Een mens kan alleen los komen van verleiding dat verkeerde liefdeloze te willen en te doen door ondervinding. Negatieve gevolgen en allerlei lijden doen hem uiteindelijk leren dat hij er beter maar niet meer aan mee moet doen. Vervolgens moet hij dit ook écht gaan willen en zich hard maken om betere keuzes te gaan maken. Hij zal uiteindelijk een echt vaste wil en veel liefde voor het echte, voor God en zijn medemens moeten ontwikkelen zodat hij zijn zwakten overwint. Hij zal steeds beter inzien waar dat kwaad, dat goede in zit, zodat hij niet meer meedoet met het kwaad en ertoe verleid wordt. Zolang mensen zich laten verleiden en God niet zoeken, niet willen liefhebben en hun eigen wil of die van het kwaad wél, blijft dat kwaad bestaan. Zou een mens standvastig zijn en zich niet voor het karretje van het kwaad laten spannen, dan zou er vrede, gezondheid, welvaart zijn en een paradijs op aarde. Een mens heeft de vrije wil, want een mens is in principe gemaakt naar hoe God is. De mens kan nóóit gedwongen worden door God die liefde is en dus nooit dwingt en niet eens dwingen kán. Het is het kwáád dat dwingt, liegt en bedriegt in allerlei toonaarden en schijnwaarheden ( schijngeluk, schijnwaarden, schijnleven)en zich voordoet als ‘een engel des lichts’, terwijl hij het niet is. Hij geeft te denken dat het kwaad sterker maakt, machtiger, status geeft en gelukkig maakt, als je maar de sterkste, machtigste bent. Dat dit een leugen is en nooit zo werkt, ziet het kwaad zelf ook wel, maar omdat het kwaad de liefde niet wil en dus niet kent, is hij machteloos, omdat alleen immers iets voor eeuwig geschapen, gemaakt kan worden uit wezenlijke liefde. Zonder liefde voor iets, komt er niets van. Zelfs een misdadiger moet liefde hebben voor zijn misdaad om hem te kunnen doen…. Dat deze liefde verkeerd gericht is en kwaad in stand houdt en ongeluk geeft, zal de misdader vanzelf ooit gaan ontdekken.
Pas als Satan ziet dat geen mens meer kiest voor zijn valse beweringen, egoïsme, hoogmoed, partijdigheid, strijd, leugen: kortom alles wat liefdeloos is, zal satan terugkeren in het Vadershuis, omdat hij dan niet meer gesteund, gevoed, sterk gemaakt wordt. Pas dan zal satan moeten bekennen dat hij niets is en altijd nog pas kan leven bij gratie Gods. Mensen die kiezen voor eigenbelangen, kiezen voor het kwaad, VERSTERKEN dit. Dáárom is het dat het kwaad ‘zichzelf in stand houdt’ en nooit ophoudt!
Dáárom is het dat God de mensheid heeft meegegeven alleen Hem te dienen door echtheid, liefde, waarheid, de naaste en de natuur vanuit deze liefde en waarheid. Er is dan vanzelf welvaart, gezondheid en vrede! We hebben geen enkel excuus te zeggen het niet te begrijpen, het niet te hebben geweten! We hoeven ‘alleen maar’ onze eigen wil om te polen naar die zoals de Liefde dat wil. Hoe dit moet, is al bekend zolang de mensheid leeft. Als alle mensen hiernaar doen, heeft het kwaad, satan als ooit bedoelde ‘lichtdrager’ geen enkel werkveld meer en zal ook hij zijn licht weer kunnen laten zien. De materie lost dan op, want er is dan geen noodzaak maar voor het opvoeden, dragen, onderwijzen van de mens. Hij heeft zijn leerschool dan immers gehad. De leerschool kan dan afgebroken.
Als dit feit is, wordt dus ook satan uit wie alle materie is ontstaan verlost. Hij zal dan als vergeestelijkt wezen in God bestaan, maar dan niet in kwaad, omdat dat dan niet meer bestaat omdat hij dan heeft ingezien dat hij alleen maar ontzettend heeft geleden door de gedachte dat hij niet geliefd was. Satan is dus ook net als in het verhaal een verloren zoon, die door vallen en opstaan moet inzien dat zijn immense hoogmoed en slechtheid, maar ook ongeloof aan de liefde die God is, geen enkele zin heeft. Er zal altijd wel iets overblijven van satans eigen wil, dus liefdeloosheid. Dit zal dan blijven bestaan als meest harde brokken stof ergens zwevend in de oneindige oneindigheid, te samen met de geesten, zielen van al die mensen die ook perse geen enkele wil hebben tot liefde, God perse niet willen erkennen als hun bron en doel omdat ze liefde haten, zichzelf als god zien, zich niet van plan zijn om zich over te geven aan de wil van hun Vader, en al hun kansen gehad hebben om tot inkeer te komen.
Het gehele leven is een geboren worden en een sterven of te wel in het lichaam komen en het weer loslaten, werken met en loslaten van materie allemaal met het doel om vrij te worden van de schijnwaarden die die materie, lichamelijkheid, eigen wil - het leven zonder liefde zoals God is - leken te hebben.
We zijn onderweg en bouwen mee aan dat vrij worden door onszelf, onze naaste, maar ook de natuur waarin we leven, te zien als allemaal bewustzijn - licht uit God - onderweg met vallen en opstaan, waarbij alles, ieder elkaar dient door de eigen aard, talenten en karakter, leuk of niet leuk. Juist al die individuele eigenheid is er uiteindelijk om de ander te helpen via mooie of lastige ervaringen.
We dienen elkaar juist door onze eigenheid. Als we allemaal het zelfde wilden, konden, wisten en deden, dan zouden we niet leren maar doodgaan van verveling en nog erger: stilstaan in ontwikkeling, dus nooit kunnen thuiskomen! De wens van de Liefde - onze Vader - is om deze reis om thuis te komen met zoveel mogelijk liefde te doen omdat dit die ervaringen makkelijker te dragen maakt en zoveel onnodig leed en buffelen voorkomt. Het is dan de Liefde die ons nog steeds niet als verloren beschouwt maar thuishaalt in zijn sfeer waar ieder welkom is als hij dat wil, ongeacht de weg die hij ooit, lang of kort, recht of krom is gegaan!
Gera Hoogendoorn-Verhoef